Boeken / Fictie

‘Spreek ik onzin of snel genoeg?’

recensie: Tonnus Oosterhoff - Dans zonder vloer

.

Tight ass

Dit gebeurt echter niet in alle verhalen even sterk. In Driemaal dezelfde, driemaal een ander, het eerste verhaal, is er juist bewust een teveel aan vloer aangebracht. Zoveel vloer, dat het zelfs de redactie van het sentimentele snotterschrift Mijn geheim (waar Oosterhoff lange tijd werkelijk voor geschreven heeft)te gortig werd en ze vroeg om een realistischer einde, dat is althans wat ons wordt verteld. Deze schaamteloze kitsch staat in contrast met de rest van de bundel. Er voltrekt zich in de bundel dan ook een geleidelijke beweging van conventioneel en inzichtelijk, naar origineel en duister.

In het bizarre tweede verhaal – dat op het titelblad Lucht in water oplossen heet en in de inhoudsopgave Lucht en water (om de dynamiek aan te duiden?) – worden drie mummies in de week gelegd, aangekleed, en op stoelen geplaatst. Ze moeten als dubbelganger optreden voor Wims vrouw en kinderen – die na de scheiding naar Curaçao zijn vertrokken – om zo zijn zieke moeder en waarschijnlijk vooral zichzelf de indruk van gezelschap te geven. Tussendoor nog een klein traktaat over fictie waarin tight ass Plato eerst gepapegaaid en vervolgens bekritiseerd wordt.

Patstelling

Verhaal zonder voortgang, het derde verhaal, lijkt op een partijtje schaak dat voortdurend opnieuw wordt gespeeld, met kleine variaties. De lezer wordt gedwongen te schaken. Het gaat over gekke Theo die niets meer kan onthouden en het daardoor voortdurend over dezelfde fouten in het werk van Hermans heeft. Tussendoor wordt verslag gedaan van de jaarlijks terugkerende reisjes van schaakclub Passant waartoe Theo ooit behoorde. Het is een raar verhaal vol herhaling dat om een aantal gebeurtenissen heen cirkelt, zonder dat de cirkel ooit wordt afgemaakt.

Dit verwart en dat is ook de bedoeling. Zoals Theo het ergens zegt: ‘Het lijkt een stenen pad. Maar als je op weg gaat wordt het onder je voeten… gruis.’ De lezer kan zich niet oriënteren. Waar bevindt het verhaal zich in de tijd? Aan het begin is Theo normaal. Is hij nog niet ziek geworden of is hij al hersteld? En waar komt het dochtertje dat Masja op dat moment bij zich heeft vandaan? Hoe kan het dat Elvira en Theo elkaar de ene keer ontmoeten na de door Theo aangerichte ravage, en de andere keer ervoor? Klopt er iets niet? Of juist wel? Wordt de lezer alleen maar op het verkeerde been gezet? Oosterhoff dwingt de lezer in een patstelling of… schaak!

Raadsel

In alle vier de verhalen uit de bundel komen personages met hersensletsel voor, levende doden en dode levenden. Mensen die het contact met hun omgeving zijn kwijtgeraakt en die alleen nog in hun eigen sluimeringen ronddwalen, onbenaderbaar. Ze bevinden zich in het schemergebied, daar waar sterven nog geen dood geworden is. Dit geldt in zekere zin voor alle personages. Veelzeggend is wat dat betreft de opmerking die Dympie over schaakclub Passant maakt: “Als je daar na je dertigste nog rondloopt ben je eigenlijk al dood.”

Het indringende slotverhaal gaat over een schrijver, S, die telkens als hij zich niet goed voelt aan een ijlroman schrijft – “doorschrijven vlug doorschrijven tot stop. Nadenken mocht niet bij wederopneming terugkijken had hij zich verboden.” – over een schuwe rietbewoner, de vereenzaamde roerdomp R. Tussendoor wordt nog het verhaal verteld van Oubaan, een gepensioneerde soldaat die naar de dood verlangt. Al schrijvend vraagt S zich af: ‘Spreek ik onzin of snel genoeg?’ Snel genoeg voor wat? Om de roman te laten ijlen? Te laten rennen, dansen? Om zo aan een depressie te ontkomen? Of juist aan zelfreflectie? Het vormt een raadsel dat zich steeds opnieuw en steeds anders laat lezen, zonder dat het ooit verveelt.

Dans zonder vloeris zonder twijfel een van de beste hedendaagse verhalenbundels. Daarom: derwaarts, herwaarts, zuswaarts, zowaarts. Verdwalen, steeds verder verdwalen.