Boeken / Fictie

Van rock-‘n-roll tot carnaval

recensie: Thomas Rosenboom - De rode loper

Na zijn eerdere omvangrijke historische romans heeft Thomas Rosenboom met De rode loper een roman afgeleverd, die voor zijn doen beknopt genoemd mag worden en zich deels in de huidige tijd afspeelt. Rosenboom schetst een tijdsbeeld waar je niet erg vrolijk van wordt, maar hij doet dat wel op een geestige manier.

Carrière


Wanneer Lou en Eddie eindexamen hebben gedaan, nemen ze zich voor iets originelers te gaan doen dan carrière maken: ze gaan in de bijstand, een uitkering waar je nog iets naast kunt doen. Zo wordt Eddie journalist en Lou roadie bij de Arnhemse popgroep Shout. De band breekt niet door en ook in de bijstand wordt het steeds moeilijker: ‘Hij moest tegenwoordig zelfs solliciteren, nu ook al naar een baan als verkoper.’

Na verschillende herniaoperaties komt Lou in de WAO:

Beter dan de bijstand, toch? Dat was op het laatst bijna geen doen meer (…) Maar voor de WAO geldt hetzelfde als voor de bijstand: geef er een eigen invulling aan.

Studio


Eddie weet hier wel raad mee en stelt Lou voor een eigen studio te beginnen. De geluidsapparatuur van Shout kan goedkoop worden overgenomen. In Zevenaar, waar Eddie woont, is een ruimte te huur. Wel moet er wat extra geld binnenkomen. Lou verhuist naar een nieuwe hospita in Zevenaar en gaat als trouwfotograaf aan de slag. Hij wordt er al snel bekend door, maar hij raakt met niemand bevriend; hij drinkt alleen wel eens iets in het café met Eddie. Lou is een goeiige, eenzame en door de hernia’s licht kreupele man, waar je wel mee te doen krijgt. Rosenboom beschrijft dit alles helder en eenvoudig, waardoor je heel gemakkelijk meegaat in het verhaal.

De studio gaat succesvol van start en bestaat na tien jaar nog steeds, maar ‘de zaak liep alleen nog maar af, heel langzaam, ja: als één grote fade-out’. Na de opnames voor popbandjes komen de verzoeken van musical- en carnavalsverenigingen om een professioneel cassettebandje te laten maken.

Theater


Lou is een liefhebber van horrorfilms en start, op voorstel van Eddie, in een leegstaande garage een undergroundbioscoop. Lou gaat er ook – voor het eerst op zichzelf – wonen. De trage ontwikkeling in het leven van Lou heeft geen weerslag op de ontwikkeling van het verhaal. Twee tijdssprongen helpen daar natuurlijk wel aan mee.

Tien jaar later bestaat de bioscoop nog wel, maar er zit niet veel leven meer in. Het wordt tijd voor iets nieuws. Het publiek is veranderd: 

Narcisme is de ziekte van deze tijd, half Nederland lijdt aan een mateloos verlangen naar aandacht en bewondering, maar hoe krijg je die als je niks bijzonders kunt?

Lou bedenkt het fenomeen van de rode loper. Mensen lopen er, chique gekleed, overheen, worden gefilmd en soms bij naam aangeroepen. Eenmaal in de bioscoop krijgen ze een glas champagne en zien zij zichzelf terug. Het wordt een enorm succes. Een van deze ‘sterren’ is de uiterst zwijgzame Lena, waar Lou meteen voor valt. Hij probeert tot haar door te dringen, maar van Rosenboom kun je geen ‘eind goed, al goed’-roman verwachten.

De rode loper geeft een herkenbare inkijk in de jaren van nu en het recente verleden en is overwegend geestig geschreven. De roman eindigt niet met een donderslag, maar de tragiek, de eenzaamheid van Lou is goed voelbaar. Rosenboom heeft weer een mooie roman geschreven.