Boeken / Non-fictie

Holle naïviteit

recensie: Susanne Piët - Egolutie: einde van het ik-tijdperk

Wie Tegenlicht van de VPRO volgt, weet dat we aan het begin van een nieuw tijdperk staan, mede ingeluid door de hoogleraar transitiewetenschappen Jan Rotmans. Auteur Susanne Piët surft op deze golf van transitie mee met haar nieuwe boek Egolutie. Ze beschrijft wat er schort aan onze huidige samenleving en wat er gaat en moet veranderen.

Op zichzelf natuurlijk een nobel streven: de mens van vandaag de dag inwijden in de nabije toekomst en hem tonen wat er mankeert aan diens huidige gedrag. Zo zijn we te weinig empathisch en te consumentistisch ingesteld. Dit heeft allerlei gevolgen voor ons gevoel van welvaart, geluk en angst. Terecht legt de auteur de relatie tussen enerzijds consumeren en anderzijds angst. Wie zich kan verheugen op een nieuw hebbedingetje denkt eventjes niet aan zijn sterfelijkheid.

Piët zegt trends voor de toekomst te beschrijven. Dit boek gonst van een utopische voorstelling van een betere wereld. Ze verwacht dat we op het gebied van eerlijkheid, verantwoordelijkheid, ethiek, moraal en aansprakelijkheid een stap gaan zetten. Ze kenschetst de huidige tijd als een samenleving die als geheel in de puberteit leeft. Wat we nodig hebben is om via de volwassenfase (die zich kenmerkt door verantwoordelijkheid en verantwoording) en de ouderfase (gekenmerkt door offer, deugdzaamheid en beschaving) de gewetensfase (waarin we gewetensvol leven) te bereiken. Dit doet denken aan wat de filosoof Ad Verbrugge reeds schreef in diens Tijd van onbehagen: ‘Er zijn geen volwassenen meer.’ Waar Verbrugge het bij die constatering hield, gaat Piët verder. Haar hoop? Het nieuwe genieten gaat niet meer op z’n yolo’s, maar gewetensvol. Een kentering die wellicht zichtbaar is bij de jongeren.

Samenvatting
Het boek leest als een bloemlezing van wat Piët de afgelopen tijd aan boeken gelezen heeft. Ze haalt namelijk nogal wat werken en citaten aan om haar pleidooi kracht bij te zetten. Dit is op zichzelf niet zo kwalijk, maar de lezer mist al gauw haar eigen visie en kijk op de zaken. Daarnaast ontbreekt een bibliografie achterin het boek. Waar ze schrijft over de rol van de amygdala, een gebiedje in de hersenen dat betrokken is bij angst, ontbreekt de nadere nuance. Exact dit gebrek aan nuance en het poneren van stellingen en het uitspreken van wat ze allemaal hoopt, maakt dit boek uiteindelijk hol en oppervlakkig. Een soort uitgebreid artikel in een Happinez of Psychologie Magazine, zonder de gewenste diepgang.

Pover
Want de geïnteresseerde lezer zou wel willen weten wat de implicaties van al die toekomstverwachtingen zijn. Menig denker uit de geschiedenis dacht een systeem uit om de mensheid te verheffen, om in de praktijk toe te zien tot wat voor excessen het denksysteem leidde. Neem bijvoorbeeld het utilitarisme, Piët geeft hierover een voorbeeld in haar boek. Stel, een tram dendert oncontroleerbaar een heuvel af, er is nog een wissel te gaan. Doe je niets, dan dendert de tram over vijf mannen die aan het spoor werken heen, haal je de wissel om, dan is ‘slechts’ een man de pineut. Het is dan verleidelijk om de wissel om te halen.

Dit is een voorbeeld uit het utilitarisme, een filosofische stroming die het geluk voor de grootst mogelijke groep voorstaat. Dostojevski wijdde zijn boek Misdaad en Straf aan de keerzijde van het utilitarisme. Een van de keerzijdes van het utilitarisme is namelijk dat je iemand zou kunnen opofferen voor het geluk van het grotere geheel. De geschiedenis heeft in genocides de gruwelijke uitwerkingen hiervan al een aantal keer laten zien. Je zou van de auteur verwachten dat ze met haar visie op utilitarisme komt, maar ze blijft bij het benoemen van enkele voorbeelden en toekomstscenario’s.

Een ander voorbeeld is haar constatering dat er steeds minder taboes bestaan. Ze linkt dit aan het ’tanende morele besef in de westerse consumptiecultuur’. Taboedoorbrekers worden als helden gezien, maar zouden als misdadiger moeten worden bestempeld, want taboes zouden belangrijk zijn voor het overleven van de mensheid. Maatschappelijk hebben taboes wel zeker een functie, doch dienen ze om de zoveel tijd doorbroken te worden, om plaats te maken voor nieuwe taboes. In de wetenschap is het echter belangrijk taboes te doorbreken, mits we publiekelijk hierover in gesprek gaat. Juist dat laatste gebeurt te weinig en daar had Piët op moeten ingaan. Nu constateert ze slechts en papegaait ze de Duitse filosoof Joachim Fest na, van wie ze het bovenstaande ogenschijnlijk kritiekloos overneemt.

Al met al is dit een boekje dat meesurft op de trend van de tijd: Piët wil iets te zeggen hebben, maar blijft zo oppervlakkig dat er geen zeggingskracht vanuit gaat. Een gemiste kans.