Boeken / Fictie

De ondergang komt als sluipmoordenaar

recensie: Stefanie Zweig (vert. Jantsje Post en Marianne van Reenen) - Het huis in de Rothschildstraat

Even lijkt het alsof Stefanie Zweig met Het huis in de Rothschildstraat een robuuste familiekroniek à la De Buddenbrooks van Thomas Mann heeft geschreven. Maar al snel is die vergelijking achterhaald: dit is bepaald een ander boek.

De Joodse familie Sternberg uit de Frankfurtse Rothschildstraat is door en door Duits te noemen. Optimistische patriotten met een intense liefde voor keizer en vaderland en een hoge verwachting voor wat de toekomst brengen zal. Stefanie Zweig introduceert haar personages in het jaar 1900, als de laatste succesvolle oorlog in het verleden ligt en het zelfvertrouwen door het land vibreert in de vorm van grote economische voorspoed.

Speldenprikken
Nu in veel landen en op verschillende manieren de honderd jaar geleden uitgebroken Eerste Wereldoorlog herdacht wordt, is het goed om met Stefanie Zweig de aanloop naar die wereldramp eens vanuit Joodse ogen te bekijken. De geïndustrialiseerde vorm van Jodenhaat, met de Holocaust als gevolg, vond een oorsprong in Hitlers nationaal-socialisme vanaf de vroege jaren dertig, maar het sluimerende en vrijwel ingeburgerde antisemitisme bestond al veel langer. Als men pater familias Johan Isidor Sternberg in 1910 vraagt waarom hij – tegen zijn wens in – geen jurist is geworden, antwoord hij eenvoudig dat ‘ze’ een Jood nooit zouden accepteren. Dus dan er maar van afgezien.

Die berusting is tekenend voor de atmosfeer in Duitsland waar het nationale zelfbewustzijn in de persoon van keizer Wilhelm II alle perken te buiten gaat. In die opperbeste stemming is voor Joden alle ruimte, als Duitsers onder de Duitsers dragen ze bij aan de vooruitgang en is er niemand die hen een strobreed in de weg legt. De kleine speldenprikken die Zweig haast gedachteloos vermeldt – een confrontatie op het schoolplein waar de jonge Otto Sternberg voor het eerst het woord ‘rotjood’ hoort – worden eenvoudig weggewuifd en gezien als onschuldig akkefietje.

Duimschroeven
Als de familie de zomer in een kuuroord wil doorbrengen, kiezen ze bewust voor het veel zuidelijker gelegen Baden-Baden omdat het daar ‘internationaler is’ wat zoveel betekent dat er minder kans is op vervelende confrontaties. Geraffineerd weet Stefanie Zweig de steeds benauwder wordende buitenwereld met de dagelijkse familieperikelen te vervlechten. Terwijl wij weten wat er in het verschiet ligt, blijft het verbazingwekkend hoe subtiel en tegelijkertijd onbeschaamd een complete bevolkingsgroep de duimschroeven werd aangedraaid. Van de nazi’s was toen nog geen spoor te bekennen.

Dan breekt in 1914 de oorlog uit en stijgt de vaderlandsliefde tot een kookpunt. Johan Isidor Sternberg hoort met tranen in de ogen in de toespraak van de keizer dat ‘het zwaard ons in de hand wordt gedrukt’ en dat er geen partijen en religies meer bestaan maar ‘dat we allemaal Duitse broeders zijn’. Zoon Otto vertrekt op zestienjarige leeftijd als een dolle hond naar het front maar sneuvelt al in de eerste oorlogsmaand.

Opgelegde afzondering
Het verdriet om de verloren zoon loopt gelijk op met het verlies van vertrouwen in alles wat de samenleving verbindt. Als de oorlog verzandt in een langdurige strijd en de crisis aan het thuisfront toeslaat, keert de publieke opinie zich al snel tegen de dichtstbijzijnde zondebok. Er wordt een officieel onderzoek ingesteld naar het aantal Joden dat daadwerkelijk aan het front vecht, de zogenaamde Jodentelling, met als gevolg dat de thuisblijvers worden beschuldigd van ‘het drukken van de snor’ en schaamteloze verrijking. Deze gebeurtenis markeert het begin van de neergang, Johan Isidor is op slag een gebroken man, de Sternbergs trekken zich terug in eigen gelederen en zien jaar na jaar hun bewegingsvrijheid meer ingeperkt worden als opmaat naar de donkere tijden die hen nog te wachten staan.

Stefanie Zweig heeft geen nieuwe ‘Buddenbrooks’ geschreven. Daar waar Mann zijn protegees breed laat uitwaaieren in hun ontwikkeling – zowel literair als in het dagelijkse leven – ziet Zweig zich genoodzaakt haar familie Sternberg steeds meer terug te laten zakken in hun opgelegde afzondering. De beperking die dan ontstaat geldt ook voor haar schrijfstijl waardoor de hele geschiedenis, hoewel uitvoerig gedetailleerd, aan de oppervlakte blijft voortkabbelen. En dan is 461 pagina’s nog een flinke kluif.