Boeken / Non-fictie

Gala en Dalí als een surrealistisch soep

recensie: Sophie Delassein - Gala/Dalí: biografie van een surrealistisch echtpaar

Beroemde liefdesparen doen het altijd goed, het echtpaar Dalí is daarop geen uitzondering. Naast een uitzonderlijk schilderkunstig talent beschikte de Spanjaard over een prima neus voor publiciteit. Een nogal dunne dubbelbiografie ontrafelt de invloed van echtgenote Gala.

Gala – eigenlijk Elena Dimitrievna Diakonoff – was de ultieme kunstenaarsvrouw. Eerst getrouwd met de dichter Paul Eluard en daarna een leven lang bij Dalí, voor wie ze niet alleen muze was, maar ook een soort uitgebreide manager, terwijl ze intussen ook nog eens vreemd ging bij het leven – net als de schilder zelf trouwens. We hebben het dan ook over kunst, de wereld van het grote geld en buitenissig gedrag. Sagan-biograaf, Nouvel Observateur-journalist en lachebekje Sophie Delassein vertelt op welhaast impressionistische wijze het verhaal van een koppel dat uiteindelijk wereldberoemd werd, met veel aandacht voor smeuïge details. Gelijk heeft ze, boeken die serieus de rol van de Spanjaard op de internationale kunstontwikkeling belichten hebben we al genoeg, bovendien ligt van alles op straat, dus geneer je niet. Voor serieuze liefhebbers van het genre bevat het boek weinig tot geen nieuws, over de Dalíetjes is de afgelopen decennia al zo verschrikkelijk veel verschenen. Het zou een wonder zijn geweest als mevrouw Delassein daar iets wezenlijks aan toe had kunnen voegen.

Verering

Nee, het gaat hier uitsluitend om de magische wisselwerking tussen vrouw en kunstenaar. Een atypische relatie, omdat de gemiddelde kunstenaarsvrouw in de schaduw van haar scheppende wederhelft opereert, zoals het hoort. Zeldzaam zijn de vrouwen die een rol voor zichzelf opeisen, de partners die we kennen bestaan meestal alleen doordat hun man ze onsterfelijk heeft gemaakt, denk aan Nora Joyce: de dag waarop Ulysses speelt is de exacte datum waarop James haar ontmoette, iets wat in letterlijk alle beschouwingen over het meesterwerk weer eens wordt opgerakeld. Nora heeft dan ook sinds jaar en dag haar eigen biografie. Het geval Gala doet in zekere zin ook denken aan de Wagners – Richards geliefde Cosima was voordat het noodlot haar in de armen van de geniale componist dreef immers ook getrouwd met een andere, minder begaafde kunstenaar. Het grote verschil is, dat Dalí in zijn Gala-verering nog veel verder ging. Gala doordrenkte zijn gehele leven. Delassein vertelt hoe hij bij haar afwezigheid door vrienden letterlijk verder moest worden geholpen. Op haar beurt voldeed Gala althans in de openbaarheid aan het klassieke beeld van de kunstenaarsweduwe, de vrouw die haar echtgenoot eronder heeft en zelf wel bepaalt met wie hij omgaat en hoeveel de schilderijen moeten kosten.

Niet dat zulk gedrag altijd slecht is. Delassein maakt aannemelijk dat het zonder Gala met Dalí en de kunst lang niet zo voorspoedig zou zijn gegaan. De schilder was een gevoelige jongeman, die onder haar handen veranderde in een zelfverzekerde cosmopoliet. Alles met mate uiteraard, want de mentale problemen gingen nooit helemaal weg.

Leven als kunstwerk

Het boekje krijgt naarmate de jaren voorbijtrekken een steeds tragischer toon. Het duo maakt dingen mee waar zelfs een normaal mens moeite mee zou hebben. De familieperikelen – Dalí senior verbreekt bijvoorbeeld alle banden met zijn al te excentrieke zoon – zijn nog maar de minste van hun problemen, de Spaanse burgeroorlog trekt diepe sporen, de Tweede Wereldoorlog doet daar weinig voor onder. Intussen groeit hun gezamenlijke wereldroem en worden ze dankzij handig opereren steenrijk. Dalí zelf maakt van zijn gehele leven een kunstwerk, doet aan allerlei verschillende disciplines en baart telkens weer opzien met zijn even bizarre als gecalculeerde gedrag, de anecdotes zijn bekend. Eens een surrealist, altijd een surrealist. Al wordt hij dan op zeker moment door Breton uit de beweging gezet, een zeldzaam dieptepunt in de internationale kunsthistorie, waar Delassein enkele malen zeer venijnig op terugkomt.

Terwijl zijn naam op ieders lippen ligt, gaat het met Dalí zelf langzaam maar zeker bergafwaarts. Ondanks de van zijn kant onverminderde passie groeien ze toch uit elkaar, tot ze op zeker moment zelfs in aparte plaatsen wonen. Als dan ook de geestelijke en fysieke gezondheid steeds meer gebreken gaan vertonen wordt het triester en triester. De echtelieden gaan elkaar te lijf en vechten een vergeefse strijd tegen het menselijke noodlot.

Delassein vertelt het allemaal op een licht hysterische toon en vliegt stilistisch hier en daar danig uit de bocht., maar maakte er toch een meeslepende vertelling van. Het had wel wat uitgebreider gekund, want met nog geen tweehonderd niet eens overdreven grote pagina’s is het wel wat aan de korte kant voor zoveel leven en lijden. Jammer is het ontbreken van illustraties – wat ongetwijfeld te maken zal hebben met de torenhoge bedragen die de rechten moeten kosten – en een register plus bibliografie. Nu moeten we het alleen doen met wat summiere noten. De vertaling leest ook lekker vlot weg, maar zit zoals te doen gebruikelijk vol met merkwaardige kleine foutjes en punten waar je nog lang over zou kunnen discussiëren. Een voorbeeld is de hoofdstuktitel Een kasteel in Spanje, die als we logischerwijze terugvertalen naar het Frans dubbelzinniger is en in het Nederlands dus beter Een luchtkasteel in Spanje had kunnen heten. Het blijven kleinigheden, al had een eindredacteur de soms wat erg lang doormeanderende zinnen gerust in stukken mogen hakken, of in ieder geval iets ruimer van komma’s voorzien. Altijd wat te zeiken. Duidelijk is in ieder geval, dat de mythe Gala/ Dalí springlevend is, en dat nog heel erg lang zal blijven.