Boeken / Fictie

Een historisch monument van de menselijke volharding

recensie: Samuel D. Kassow (vert. Miebeth van Horn) - Wie schrijft onze geschiedenis

In het getto van Warschau zet historicus Emanuel Ringelblum (1900-1944) de organisatie Oneg Sjabbat op, met als doel het weergeven van het leven van de Joden onder de nazibezetting. Na de oorlog is het archief teruggevonden en is het, decennia later, vrijgegeven voor historisch onderzoek. Samuel D. Kassow heeft die belangwekkende taak op zich genomen, met dit monument als resultaat.

In september 1939 bezetten de Duitsers Polen en richten in Warschau het Joodse getto in. Ringelblum was in de jaren voordien al bezig met het optekenen van de Pools-Joodse geschiedenis en gaat daar na de Duitse inval in het geheim mee door. Daarvoor richt Ringelblum Oneg Sjabbat (‘vreugde van de sjabbat’) op. De organisatie moet de alledaagse ervaringen direct optekenen, want – en dat beseft Ringelblum van begin af aan – trauma’s en veranderende omstandigheden kunnen de eerdere tijd en de alledaagse ervaring onbelangrijk doen lijken. Oneg Sjabbat had de heilige taak om de herinnering aan de mensen vast te leggen, zodat er niet enkel herinnerd zou worden hoe ze stierven.

Oneg Sjabbat
Een deel van Kassow’s boek verhandelt over de werking en structuur van de geschiedkundige organisatie Oneg Sjabbat. Het Oneg Sjabbat-archief is het meest omvangrijke archief dat na de Tweede Wereldoorlog is teruggevonden. Maar wat dit archief zo bijzonder maakt, is dat men – in tegenstelling tot de andere archieven – onafhankelijk van politieke of religieuze autoriteiten opereerde. De centrale leiding van Ringelblum zette duidelijk neer wat er beschreven moest worden, maar de amateur-historische medewerkers mochten binnen die structuur hun eigen invulling geven.

Uit de inhoud van dat gevarieerde scala aan documenten destilleert Kassow een compleet beeld van het leven in het getto vanaf de bezetting tot aan de beroemde opstand in 1943. De teksten zijn soms puur beschrijvend en objectief, soms druipend van woede en wanhoop en soms is de tekst van een schitterende poëtische kracht. Een voorbeeld waar de wanhoop vermengd met kracht uit spreekt is een stuk van de ‘postbode-journalist’ Opoczynski:

Het lijden van joodse kinderen had ons allemaal tot in ons diepste wezen moeten raken, ons uit onze verlamming en verblindheid moeten wegrukken en ons allen ertoe moeten bewegen onze kinderen in bescherming te nemen. Maar tot nu toe is dat niet gebeurd. (…) De strop rond onze hals wordt aangehaald, muren, nieuwe muren. We kunnen geen vin meer verroeren. Winter, vocht, kou, armoede en dood – zullen we het joodse kind nog kunnen redden?

Iedere Jood een wereld op zich
In 1943 is het getto grotendeels ontruimd; Ringelblum brengt die tijd denkend en schrijvend in een schuilkelder door. Van het ‘normale’ dagelijkse gettoleven is dan al een jaar geen sprake. Het is Ringelblum dan overduidelijk geworden dat de nazi’s ieder aspect van de Joodse cultuur willen uitroeien. Hij realiseert het onnoemelijke belang van het Oneg Sjabbat-archief; na de oorlog kan dat de wereld vertellen wat er werkelijk gebeurd is en hoe de individuele Jood in het getto leefde. Hun leefwijze moet herinnerd worden, want ‘in deze oorlog is iedere Jood een wereld op zich’.

Van de zestig medewerkers van Oneg Sjabbat overleefden er drie de oorlog. Kassow heeft hun werk afgemaakt. Deze collectieve geschiedenis van gestaag – zowel moreel als fysiek – verval en onophoudelijke vernederingen, verweven met talrijke verhalen over verborgen heldendaden en zelfopoffering is een historisch monument van dat waar de onderdrukte mensheid toe in staat was. Maar bovenal is het een historisch monument voor de ongelooflijke kracht waarmee de mensheid zich wist te handhaven.