Boeken / Fictie

Verzand in chaos

recensie: Said El Haji - Goddelijke duivel

In Goddelijke duivel gaat een schrijver van Berberse afkomst op zoek naar zijn god. Hij belandt in een Amerikaans pantheon. In vlotte dialogen en complexe zinnen, met flauwe humor en een subtiele scheiding tussen verbeelding en realiteit ontdekt hij dat de wereld bestaat uit een moeras van goden en waarheden. In Goddelijke duivel probeert Said El Haji helderheid te scheppen, maar creëert hij chaos.

Het begint met de nachtelijke vlucht voor Zatot de Barbaar, ergens aan het eind van de maand augustus in 2005. De schrijver van Berberse afkomst is de primitiviteit van Zatot zat en vlucht. Hij vlucht via moerassen met manshoge brandnetels en venijnige berenklauwen voor hij langs de kant van de weg, even buiten Rotterdam, belandt. Daar wordt hij opgepikt door zijn gevleugelde vriend Occasio. Occasio neemt hem op sleeptouw naar het instituut van de Verenigde Naties der Letteren in de Amerikaanse staat Iowa.

Op zoek naar een nieuwe waarheid

~

De schrijver van Berberse afkomst vlucht niet alleen voor Zatot. Hij vlucht ook voor zichzelf om te voorkomen dat hij verdrinkt in hypothetische werkelijkheden. Vragen als ‘wat als?’ hebben geen nut. Hij is zijn god, zijn waarheid kwijt en gaat tijdens zijn verblijf aan het instituut van de Verenigde Naties der Letteren op zoek naar een nieuwe god, een nieuwe waarheid.

Daar, op het instituut tussen de uitgestrekte velden en glooiende heuvels vol maïs en sojabonen, waar schrijvers en dichters uit de hele wereld te vinden zijn om met elkaar van gedachten te wisselen en om elkaar te inspireren, lopen heel wat ontheemde goden rond. Het is een waar pantheon. Zo zijn naast de Berberse schrijver ook onder meer de Egyptische Ofra Hoentaaz, de Palestijnse Imane Miskina, de Bengaalse Juna, de Kazachse Fenitsjka Bozhkova en de Zuid-Koreaanse Hyun Moo, te gast op het instituut. Allemaal zijn ze op zoek naar de waarheid. De een vindt die in drank, de ander in de islam, het boeddhisme, de Native Americans of christelijke gemeenschappen als de Amana’s.

Allemaal krijgen ze een kleine toelichting. Het is zo’n overdaad aan personages en waarheden dat je blijft zweven boven de personages. Af en toe maak je een duikvlucht en verdrink je bijna in de ontstaansgeschiedenis van de Amana’s, de Meskwaki’s of in de rite van Chusok, een Koreaans ceremonieel feest.

Vlucht in fantasie

Niet alleen de lezer raakt verstrikt in de vele waarheden, ook de schrijver van Berberse afkomst heeft het regelmatig moeilijk. Op zulke momenten gaat hij op bezoek bij Bernardo Soares, het heteroniem van Fernando Pessoa, of klimt hij op de rug van een reuze cicade om over Amerika te vliegen. Fantasie en realiteit lopen dan moeiteloos in elkaar over. Vluchten in fantasie is voor de schrijver van Berberse afkomst de enige manier om te overleven in het moeras vol talloze universa.

Wat doet die overweldigende variatie met de naar waarheid zoekende mens volgens de Berberse schrijver?

“..de angst dat je op drijfzand staat bij iedere absolute misgreep en het gewelddadige verlangen naar eenduidigheid, het op intimiderende wijze doordrukken van een opvatting omdat je het wilt geloven omdat je het niet beter weet of om dat je er belang bij hebt.”

Complexe zinnen wisselen de vlotte dialogen tussen de verschillende personages af en verlossen de lezer van flauwe humor in de naam van Teriyaki Wasabi of zinnen als “Ik moet ergens geweldig de wind van voren hebben gekregen, het kan niet anders, terwijl het de afgelopen weken helemaal niet winderig is geweest maar juist heel warm.”

Vluchten is, volgens de schrijver van Berberse afkomst, noodzakelijk. “Het hele leven is een vlucht voor en ontkenning van het wereldlijk moeras door middel van droom en fantasie, de anatomie van iedere queeste.” Het is dan ook niet de kunst om je god, je waarheid te vinden, maar om te blijven zoeken. “Wat je nodig hebt is een energiek stel benen dat zich naar een energiek stel hersens wil schikken, de rest is flauwekul.”