Boeken / Fictie

Omdat ik ’t ‘r levend heb afgebracht

recensie: Roland Dorgelès - Houten kruisen

.

Houten kruisen van Roland Dorgelès is tot op de dag van vandaag verplichte kost voor de schoolkinderen van Frankrijk. Het boek dat vlak na de Grote Oorlog verscheen (1919) en direct een groot verkoopsucces werd, is nu ook in het Nederlands taalgebied voorhanden, dankzij de uitgave van De Arbeiderspers in de uitstekende reeks Oorlogsdomein. Het is een boek naar aanleiding van een van de grootste conflicten in de menselijke geschiedenis, maar Dorgelès zoekt de thema’s dichter bij huis; het handelt over trouw, loyaliteit en persoonlijk leed.

Het is lang geleden, maar de Nederlandstaligen hebben het niet altijd zonder Houten kruisen hoeven stellen. Al in 1930 verscheen er een vertaling van de flamingant, decadent en francofiel André de Ridder die tijdens de Eerste Wereldoorlog nog even tot de redactie van een in Nederland uitgegeven en door de Duitsers gefinancierd tijdschrift behoorde, maar zich verder op de vlakte hield. Aan hem hebben we dus de eerste vertaling van het oorlogsboek van Dorgelès te danken – toen nog onder een titel met een ironische diminutief: Houten kruisjes – , die ook in Nederland verspreid werd. Tegenwoordig betaal je tweedehands nog flink voor het boek, maar dat zal meer te maken hebben met de illustraties van Henri van Straten dan met de roman. Alle lof voor de Arbeiderspers, derhalve, voor het ontstoffen van de vergeten tekst, die hopelijk in deze prachtige vertaling van Mechtild Claessens een lang tweede leven beschoren zal zijn.

De roman is namelijk het lezen meer dan waard. In vele opzichten is het een traditionele oorlogsroman, maar het relaas van Dorgelès wil meer. Wat traditioneel is, is de bouw van de roman. De schrijver schetst geen doorlopend verhaal, maar vertelt steeds korte (en langere) episodes, die wel chronologisch geordend zijn. Wat ook niet vreemd is aan het modale oorlogsverhaal is dat het leeuwendeel van de handelingen zich in tijden van rust afspeelt. De gesprekken en de vriendschap tussen de soldaten, de verveling, het verlangen naar huis, juist in die momenten kan de schrijver het ware leed van de soldaat beschrijven. Op dat vlak is er dus weinig opzienbarends te beleven en, zo laat Pierre Schoentjes in zijn nawoord zien, op bepaalde punten is de roman zelfs schatplichtig aan die andere grote Franse Eerste Wereldoorlogsroman, Het vuur van Henri Barbusse.

Maar Houten kruisen onderscheidt zich ook van veel oorlogsromans. Het is geen droog verslag van feiten die de schrijver heeft beleefd. Weliswaar vocht Dorgelès aan het front, maar zijn verhaal gaat grotendeels over zijn maten. En bovendien, zo schrijft hij ergens in het laatste hoofdstuk, zijn sommige dingen aan de fantasie van de schrijver ontsproten.

Dorgelès heeft duidelijk meer gewild met Houten kruisen dan het therapeutisch van zich afschrijven van oorlogservaringen. Dat blijkt ook uit de opzet van de roman. Als je goed kijkt dan zie je dat de op het eerste oog losse structuur alles behalve intuïtief tot stand is gekomen. De schrijver springt niet van het ene interessante feit naar het andere, maar laat langzaam en op een heel subtiele wijze het verval van l’esprit zien.

Aanvankelijk wordt er nog gelachen. Nieuwkomers worden in de maling genomen, domme officiers worden achter hun rug om bespot en hier en daar mag nog iemand trots zijn op een heldendaad. De strijd is in het begin ook nog overzichtelijk. De vijand zit aan de overkant. Maar gaandeweg wordt het verloop chaotischer en de heldendaden twijfelachtiger. Een afgevuurde glazen pot die bij toeval iemand raakt, wordt door de fortuinlijke schutter gevierd als een overwinning. Als er even verderop in het boek een echte overwinning wordt behaald, is de stemming echter veel minder opgewekt. De drie tot ruïnes verworden dorpjes die worden ingenomen, hebben het leven van een aanzienlijk deel van het regiment gekost. De overlevenden hebben uren onder vuur gelegen met slechts de beschutting van een krater en een muur van lijken. Op de terugtocht is de waanzin compleet als de uitgeputte soldaten even voor een dorpje achter het front worden gedropt en de laatste meters moeten lopen (strompelen) om voor een voor de gelegenheid aangetreden generaal te defileren.

Hier schuilt de kracht van Dorgelès. Hij gebruikt de gruwelen van de oorlog op zich niet om de lezer te laten zien dat de oorlog verschrikkelijk is. Hij gaat subtieler te werk. Het beeld van de oude soldaat die op een paaltje tussen de marcherende troepen staat en informeert naar het lot van zijn zoon en door de hoofdpersonen tegelijkertijd gespaard en in onzekerheid gelaten wordt, is immers honderd maal sterker dan het zoveelste verbrijzelde hoofd.

Houten kruisen geeft een gruwelijk en pijnlijk beeld van de oorlog. Maar dat de oorlog zinloos was, dat kan en wil Dorgelès niet beamen. Niet vanwege de hoop dat er na het drama van de wereldoorlog een nieuwe wereldorde zal worden gesticht, zoals bij Barbusse, maar ‘omdat ik ’t ‘r levend heb afgebracht’. Het is een aangrijpend literair hoogstandje, ontdaan van alle idealisme.