Boeken / Fictie

Een starter van het menu vol karikaturen

recensie: Roger Martin du Gard (vert. Jan Keppler) - Het oude Frankrijk

Een paar jaar geleden was geen enkel boek van de Franse literaire gigant Roger Martin du Gard in Nederland verkrijgbaar. Met de heruitgave van Het oude Frankrijk vult Meulenhoff haar catalogus verder aan met een kleiner boekje uit zijn oeuvre.

Te midden van de herontdekte-klassiekersrage behaalde uitgeverij Meulenhoff vorig jaar succes met de vertaling van het monumentale eerste deel van De Thibaults, een caleidoscopische familiegeschiedenis in het Parijs van voor de Eerste Wereldoorlog. Later dit jaar zal het tweede deel verschijnen. Als tussendoortje is Het oude Frankrijk opnieuw op de markt gebracht (L.J. Veen had het boek eerder uitgebracht). Dat deze korte roman of novelle als zoethoudertje moet dienen voordat het tweede deel van Martin du Gards magnum opus verschijnt, blijkt ook uit het achterin in het boekje opgenomen leesfragment uit De Thibaults.

Het oude Frankrijk kent een bescheiden opzet. Martin du Gard verbeeldt een dag op het Franse platteland, aan de hand van de tocht van postbode Joigneau. Daarbij geeft hij vooral ruimte aan conservatisme, roddel en achterklap en Joigneau’s machtswellust. Zo is deze niet vies van het openstomen van brieven om meer te weten te komen over de inwoners van het dorpje. Gedurende zijn dag komt hij tientallen dorpsbewoners tegen, personages die kort geschetst worden en dan weer uit het verhaal verdwijnen.

Klassiek-realistisch

De Thibaults viel op omdat de roman zo klassiek-realistisch was. Martin du Gard haalde zijn inspiratie net zozeer uit zijn contemporain Proust als uit de kloeke negentiende-eeuwse romans van Tolstoj. Ook Het oude Frankrijk schuwt het experiment. Het is gepubliceerd in 1933, tijdens de hoogtijdagen van het literaire modernisme, dat reeds eerdere romans-op-een-dag als Joyce’s Ulysses en Woolfs Mrs Dalloway had voortgebracht; ook hier is geen stream-of-consciousness te vinden, noch de psychologische schade die de Eerste Wereldoorlog voortgebracht had.

Nee, Martin du Gards stijl is zakelijk, beschrijvend, simpel – een beetje knullig ook. Proust wordt zelfs door de Fransen niet begrepen, Martin du Gard daarentegen is makkelijk te lezen:

De bakkerij en de kruidenierswinkel liggen vlak bij elkaar. Kom je uit het café, dan ben je het eerst bij de bakkerij. Joigneau gaat daar nu naartoe. Deze nacht heeft de jongste broer Merlavigne het brood gebakken, dus is de oudste nu aan de beurt om deze ochtend brood te verkopen. Of beter gezegd om toezicht te houden op de verkoop door Ernestine, hun dienstbode, een slons met ongekamde haren die net zeventien is. Joigneau herkent de oudste van de tweeling aan de wrat op zijn linker ooglid. Verder zijn ze precies eender: bleek gezicht, kromme neus, een geitensik en grijze haren, wit van het meel.

Deze passage is kenmerkend: het twee keer ‘nu’ in de derde en vierde zin, de woorden die over elkaar struikelen om bij de punt te komen (‘dus is de oudste nu aan de beurt om deze ochtend brood te verkopen’). Hier heeft vertaler wijlen Jan Keppler ook steken laten vallen. Verder herkennen we ook de zachte ironie van Het oude Frankrijk in de tekening van de twee broers en het filmisch vertellen (‘Joigneau gaat daar nu naartoe’), een medium waar Martin du Gard door gefascineerd was.

Niet meer dan een karikatuur

Het oude Frankrijk is duidelijk tragikomisch, het soort boek waar de sores van zijn personages voor een lach uitgespeeld worden. Hierdoor wordt niemand meer dan een karikatuur, een simpele schets van het psychologisch doorwrochte personage dat we uit Roger Martin du Gards andere werk zo goed kennen. In alle opzichten is Het oude Frankrijk niet meer dan een aangename starter van het menu.