Boeken / Fictie

Optocht van de lachende en lijdende mensheid

recensie: Roberto Bolaño (vert. Arie van der Wal) - Moordende hoeren

.

Wederom een nieuwe Bolaño-vertaling, de schrijver rond wie sinds zijn dood in 2003 een gigantische mythevorming en een literaire hausse bestaat. De verhalenbundel Moordende hoeren bevestigt zijn meesterschap. De suggestie: dat de wereld verdoemd is – en dat er toch nog hoop is.De verdoemde wereld waarin Bolaño’s verhalen zich afspelen is de Chileense, of breder gezegd de Latijns-Amerikaanse wereld van de afgelopen veertig jaar. Dit is de droomloze Latijns-Amerikaanse wereld na de moord op Salvador Allende en de martelingen van Pinochet, Videla en collega’s. In de woorden van een typisch Bolaño-karakter:

Ik denk aan de dichters die zijn gestorven op de pijnbank, aan aids, aan een overdosis, aan allen die net als ik geloofden in het Latijns-Amerikaanse paradijs en stierven in de Latijns-Amerikaanse hel.  

De werelden van Bolaño zijn droomloos, maar opmerkelijk genoeg zijn de personages uit zijn verhalen – onder wie ook hier weer de vaker bij Bolaño voorkomende Arturo Belano – dat nooit helemaal. Allemaal proberen ze door te gaan, vaak gedreven door een vast geloof in de kracht van literatuur.

Maar ze hangt niet op
Neem het verhaal ‘Vagebond in Frankrijk en België’ waarin B met tegenzin naar een natuurwetenschappelijk museum wordt gesleurd. Hij dwaalt door de zalen, komt terecht in een zaal waarin machines staan die ‘golven in materialen kunnen aanbrengen’. En plotseling dwingen plotselinge pijnscheuten in zijn borst hem neer te hurken:

B doet zijn ogen dicht maar kan nog steeds de silhouetten van de machines zien, even hardnekkig als de pijn in zijn borst, machines die misschien geen machines zijn maar onbegrijpelijke sculpturen, de optocht van de lijdende en lachende mensheid naar het niets.

De troosteloosheid en apocalyptische doem van het beeld is immens: door fysieke en geestelijke pijnen gekweld beseft B hoe de mens zich door eigen toedoen onvermijdelijk richting afgrond begeeft. Maar na de laatste geciteerde zin is er ogenschijnlijk niets meer aan de hand. Het verhaal ‘golft’ nog wat op en neer tussen afgrond en kalmte, waarna B een meisje – dat hij leuk vindt, natuurlijk – terugbelt. De laatste zinnen van zowel de stroef lopende conversatie als van het verhaal:

Dat had ik niet moeten zeggen. En hij denkt: M gaat ophangen. Hij klemt zijn tanden op elkaar, onwillekeurig vertrekt zijn gezicht in een grimas. Maar M hangt niet op.

Rauwheid
Sommige verhalen zijn heel filmisch, anderen juist heel rauw of bevreemdend op een andere manier. Zoals het verhaal over een eigenlijk heel sympathieke necrofiel (die in gesprek raakt met de geest van het lijk waarop hij net is klaargekomen).

In het titelverhaal wordt beschreven hoe een vrouw een man op tv ziet, gefascineerd raakt en naar hem op zoek gaat. Uiteindelijk vindt ze hem, neemt ze hem mee naar huis en tijdens de daaropvolgende seks profeteert zij haar moord op hem. Maar hij weet haar woorden niet van haar gekreun te onderscheiden en vlucht niet – waarna deze ‘harteloze prinses’ hem vastbindt en haar profetie nogmaals, en nu duidelijker, uitspreekt en zijn lot voltrekt.

Dit soort profetieën zijn in alle verhalen in Moordende hoeren te vinden, letterlijk zoals hier of anders wel door de lezer vermoed. Steeds houd je rekening met daden resulterend in de ’tol van pijn of vervreemding die we uiteindelijk zouden betreuren’. In twee of drie verhalen lijkt Bolaño met zijn suggestieve, simpele taal helaas in trucjes te vervallen. Deze vormen slappe aftreksels van waartoe hij in staat is. Des te meer jammer, omdat ze wat afbreuk dreigen te doen aan de andere tien verhalen. Want die zijn allemaal verontrustend goed.