Boeken / Fictie

Toon ’t dan!

recensie: Rinus Spruit - Een dag om aan de balk te spijkeren

Maarten Rietgans, de hoofdpersoon in Rinus Spruits Een dag om aan de balk te spijkeren, wil alles, maar krijgt daardoor niets in deze roman die met te weinig genoegen neemt.

Menno ter Braak heeft het werk van de in vergetelheid geraakte schrijfster Ina Boudier-Bakker eens getypeerd als ‘huiskamerrealisme’. Dit waren vlot vertelde, makkelijk leesbare verhalen, in een huiselijke setting. Het genre, ontdaan van de wat beschimpende lading die Ter Braak erin legde, wordt tegenwoordig door veel auteurs beoefend. De romans van Anna Enquist en Margriet de Moor leggen bijvoorbeeld vaak de levens en het drama van kleine lieden vast, middels zorgvuldig gecomponeerde psychologische portretten. Een andere stroming binnen het huiskamerrealisme kent vooral aanhangers onder mannelijke schrijvers, die sober en stemmig schrijven over (jonge)mannen die zuchten onder hun protestantse geloof. Hiertoe kunnen we Gerbrand Bakker, Maarten ’t Hart en Jan Siebelink rekenen. En ook Rinus Spruit.

Een dag om aan de balk te spijkeren, Spruits eerste roman na zijn debuut De rietdekker (2009), is zo’n sober en stemmig verhaal over een jongeman, Maarten Rietgans, die worstelt met zijn leven. Het geloof is minder belangrijk dan bij iemand als ’t Hart of Siebelink, maar speelt zeker een rol. Maarten probeert wat te doen met zijn leven, maar ondermijnt zichzelf telkens weer. Hij wil de beste zijn, hij zoekt naar perfectie – maar hoe velen is die volmaaktheid ook daadwerkelijk gegund en gegeven?

Een klap verkopen
Er is een hoop dat mij stoort aan deze Maarten Rietgans. Het is een in zichzelf gekeerde jongen, die niet of nauwelijks communiceert en pas op zijn leven reflecteert wanneer hij echt niet anders kan. In de liefde zoekt hij de ware en kan zich daarom nooit volledig overgeven aan een relatie, hij wil de beste zijn in zijn werk en komt daarom nooit tot iets. Maarten is een personage om tegen te schreeuwen, een personage dat je het liefst een klap verkoopt in de hoop dat hij zijn leven gaat beteren.

Sympathie kon ik niet opbrengen voor Spruits tragische hoofdpersonage. Het tragische van Maarten is dat hij door zijn eigen karakter nooit kan bereiken wat hij wil worden, nooit kan komen waar hij wil zijn. Hij heeft last van een minder- én een meerderwaardigheidscomplex, zo analyseert hij zelf, en zodra de een bedwongen is, brengt de ander hem ten val. ‘Maarten Rietgans, rondtrekkend verpleegkundige, reiziger in angst, handelaar in ongenoegen,’ heet het in deze roman. In mij schuilde hoop dat het misschien toch nog goed zou komen met Maarten, dat hij over zijn angst en ongenoegen heen zou kunnen komen.

Verstild tonen
Ook op het proza van Een dag om aan de balk te spijkeren is het een en ander aan te merken. Spruit schrijft doorgaans verzorgd, maar weet ook draken van zinnen op papier te krijgen. ‘Hij krijgt er geen cent voor maar wordt er rijker van’, bijvoorbeeld, of: ‘Vaders hart is stil blijven staan toen die dokter in mijn hart aan het rommelen was.’ Dit is ongeïnspireerd clichéproza, ontdaan van originaliteit en verrassing. Eerder merkte de verteller al op dat Maarten een ‘wij-gevoel’ heeft ‘laten ontstaan’ bij de werknemers in een verzorgingstehuis waar hij werkt, en dan ga je naarstig op zoek in je geheugen naar andere vertellers die dergelijke, lelijke woorden in de mond nemen. Of een verteller die over de hoofdpersoon zegt: ‘Hij zit “te zijn”, te genieten van de rust die hij in zich voelt.’ Hoe onnauwkeurig! Van een roman verwacht ik dat dat ’te zijn’ verder en preciezer ingevuld wordt, en dan wel zo, dat ik ’t zelf niet had kunnen bedenken. Dat gebeurt niet in deze roman.

Er wordt te veel verteld en te weinig getoond in Een dag om aan de balk te spijkeren. Spruit sprint in een kleine 200 pagina’s door een mensenleven, licht episodes uit dat leven en staat er dan even bij stil. Te weinig, want als hij langer rust neemt, kruipt het proza onder de huid van de lezer. Even lijkt Maarten succes te hebben als fotograaf. Hij toont een deel van zijn portfolio aan zijn vader en diens buren en vrienden. Aan het eind van deze prachtige scène staat er: ‘De aanwezigen zagen tot hun verbazing Rietgans vanaf een stilstaand beeld tot leven komen. Ze waren er stil van.’ Dan is de lezer ook even stil en verbaasd; hij heeft de diaserie gevolgd en mentaal gereconstrueerd en dan verstilt de tijd in een serie foto’s van Maartens vader die appels schilt, met minieme verschillen in diens houding. Ik kan het me voorstellen, dit magische moment in de kamer, en het wordt ook mijn magische moment tijdens het lezen. Het hoogtepunt in een roman die meer had kunnen zijn.