Boeken / Fictie

Het monster van Dorrestein

recensie: Renate Dorrestein - Zolang er leven is

Per jaar krijgt de politie zestien duizend meldingen van vermiste personen. Tien procent van hen is na een week nog steeds zoek. Wat gebeurt er met hun naasten als alle logische verklaringen zijn uitgesloten, alle bekenden zijn gebeld en de politie het ook niet meer weet? In Zolang er leven is, de nieuwste roman van Renate Dorrestein, verdwijnt een baby. De aanzet voor de roman was een krantenartikeltje dat de schrijfster las, over een zuigeling die uit een ziekenhuis gestolen werd. Babette, de baby uit Zolang er leven is, verdwijnt op klaarlichte dag tijdens een picknick.

Renate Dorrestein schrijft romans in de traditie van de gothic novel, het genre waartoe bijvoorbeeld Mary Shelley’s Frankenstein behoort. In Dorresteins moderne gothic novels zijn de monsters echter gewone mensen waar ogenschijnlijk niets mis mee is. En hoewel haar roman Een nacht om te vliegeren (1987) zich afspeelt in een sinister kasteel vol krokodillen, kiest Dorrestein in het algemeen voor alledaagse, vriendelijke locaties. Zo ook in Zolang er leven is: plaats van handeling is Bij de Sluis, de in een boerderij gevestigde bijenhouderij waar de dertigers Gwen en Timo wonen met hun vijf kinderen.

Hartsvriendinnen

Zoals elk jaar brengen de gezinnen van Gwens hartsvriendinnen Beatrijs en Veronica een vakantieweek door in Bij de Sluis. Maar dit jaar is alles anders: Veronica is overleden aan een hersenbloeding, Bea heeft haar man verlaten en haar carrière opgegeven voor Leander, een onuitstaanbare paragnost met een puberdochter from hell, en Gwen heeft bij haar derde bevalling voor het eerst geen tweeling, maar een enkele dochter gekregen. Ze heeft het er niet op:

Maar als ze [Veronica] gewoon op aarde was gebleven, zou Gwen nooit zijn bevallen van zoiets kwetsbaars als een enkel kind, dat wist ze met een duistere zekerheid. Door te sterven richtte je, onbedoeld, in andermans leven van alles aan.

Gwens onbehagen wordt bevestigd wanneer ze met haar gezin en gasten gaat picknicken in het weiland bij het kolkje. Door ruzie en verwikkelingen valt het gezelschap al snel uiteen, maar niemand denkt eraan om baby Babette mee te nemen. Bij terugkomst blijkt ze spoorloos en zoektochten leveren niets op.

Wandelend ongeluksgetal

Nu raakt Dorrestein pas goed op dreef. De schrijfster laat het vertelperspectief wisselen tussen de personages en laadt de verdenking hierdoor beurtelings op Leanders dwarse dochter Yaja – dertien jaar oud en “een wandelend ongelukgetal” –, op Bea, die zelf geen kinderen kan krijgen, op Timo’s verstandelijk gehandicapte schoonzus Bobbie en zelfs op Gwens tweelingen en Veronica’s zoontjes Niels en Toby met hun geheimzinnige kannibalenspelletjes.

Dorrestein geeft de personages elk hun eigen stem en slaat hierin soms door. Leander is verrukkelijk walgelijk met uitspraken als “dit lijkt me een projectie” en “jullie [hebben] samen een karmisch thema uit te werken”. Gwen drukt zich ronduit ‘zomerzot’ uit (“Waar waren die verhipte pollepels toch?”) en Yaja kan geen zin formuleren zonder Break-Out-woorden te gebruiken als “shithead”, “kinky”, “chille”, “creep” of “hunk”.

Knieval

~

Plots, na enkele maanden van ondraaglijke onzekerheid en opvlammende hoop bij elk telefoongerinkel, vindt Bobbie Babette terug in het weiland waar ze verdween. Maar van de ontvoerders ontbreekt elk spoor en dat blijft zo. Niemand weet wie Babette de afgelopen tijd heeft gevoed, verzorgd en gesust en ook zijzelf zal zich deze periode uit haar leven nooit herinneren.

Dit is nieuw: Renate Dorrestein staat bekend om haar thrillerachtige plots, waarin ze elk draadje zorgvuldig afhecht. Iets waar de critici haar voor hekelden: verhalen met een kop en een staart weerspiegelen immers niet het leven, waar chaos heerst. Maakt Dorrestein met Zolang er leven is een knieval voor de recensenten? Dat niet.

Onzekerheid

Nu de baby op raadselachtige wijze is teruggekeerd, wordt zij voor haar moeder het symbool van een existentiële onzekerheid. Gwen merkt “hoezeer zo’n raadsel je zekerheden uitholde, hoe het je vertrouwen in het hele bestaan ondermijnde, inclusief in jezelf.” Ze neemt haar toevlucht tot Leander, van wie met enige goede wil gezegd kan worden dat hij Babettes terugkeer voorspeld heeft. Ook Laurens, Veronica’s weduwnaar, wendt zich in zijn verdriet en schuldgevoelens tot de paragnost, in de hoop dat die contact met gene zijde tot stand kan brengen.

De echte vraag die het boek stelt is dan ook niet wie het kind roofde, maar hoe Gwen en Laurens omgaan met de wetmatigheid dat niets in het leven zeker is. Waar Dorresteins monsters voorheen concreet waren, als de moeder met postnatale depressie in Een hart van steen, of maatschappelijk, als het zinloze geweld in Zonder genade, strijden de karakters in Zolang er leven is met het leven zelf. Dorrestein is niet op haar knieën gegaan voor haar critici; ze is het met ze eens geworden.