Boeken / Non-fictie

Dikke vinger

recensie: Raymond Tallis (vert. Maaike Post) - De vinger

Soms wekken bepaalde boeken van tevoren een hooggespannen verwachting. Je verheugt je op interessante feiten, leuke anekdotes en boeiende uiteenzettingen, die tot geheel nieuwe inzichten zullen leiden. De vinger van Raymond Tallis is zo’n boek.

De omslag van De vinger zou de lezer kunnen vervullen van een verlangen naar virtuoze uiteenzettingen over het belang van de wijsvinger voor de menselijke beschaving. Hele verhandelingen over de fysiologische en psychologische aspecten ervan zullen om je oren vliegen en je verbazen. Dat is tenminste wat we van deze hoogleraar geriatrie (ouderenzorg) zouden mogen verwachten. Dit verwachtingspatroon wordt nog eens versterkt door het feit dat Tallis in 2005 tot de honderd belangrijkste intellectuelen van Groot-Brittannië en in 2007 tot de vijftig ‘Brains of Britain’ werd gerekend.

Teleurstelling


Zelden werd een verwachting echter zo genadeloos de grond ingeboord tijdens het uiteindelijke lezen van het betreffende boek. De vinger is een 176 pagina’s lange ergernis. Van begin tot eind loop je als lezer te zuchten en te steunen vanwege het geboden leesmateriaal. Om alle tekortkomingen en ergernissen te beschrijven heb je minimaal even zoveel pagina’s nodig als het boek zelf bevat. We zullen ons echter, uit coulance, beperken tot een prettig leesbare selectie.

Om te beginnen is er sprake van een misleidende titel. Dit boek gaat niet zozeer over de wijsvinger, maar om een bepaald specifiek gebruik van die vinger: het wijzen. Op zich geen heel schokkende constatering, ware het niet dat dit andere onderwerp Tallis aanzet tot vele irritante woord’grappen’. Om de haverklap schrijft hij dat wijzen iets uitwijst. Dat is één keer leuk, maar na 382 keer gaat het behoorlijk irriteren. Daarnaast is niet de fysieke ontwikkeling van de wijsvinger als onderdeel van de hand en het belang ervan het hoofdonderwerp van het boek, maar de filosofische duiding van het wijsgebaar.

Filosofische superioriteit


Tallis blijkt een enthousiast amateurfilosoof te zijn en filosofeert er dan ook lustig op los over de betekenis van het wijzen. Hij steekt hierbij zijn specifieke filosofische voorkeuren niet onder stoelen of banken. Net zo vaak als zijn woordgrapjes over wijzen haalt hij ook Wittgenstein bij zijn betoog, die hij steeds met superlatieven beschrijft. Wederom is hier niets mis mee, ware het niet dat hij daarnaast andere denk- en zienswijzen hautain tot de grond toe afbrandt. De superieure denkwijze van Tallis is sowieso een dominant onderdeel van het betoog. Een aspect waar hij pijnlijk ver in gaat, zoals onder andere bij het hoofdstuk over autisme blijkt.

Het tragische voorbeeld van de autist, die geen prijs stelt op blikken, die zich er minder van bewust is dat zijn uitstekende lichaamsdelen (arm, vingers en tenen) van hemzelf zijn en zijn bemiddelaars en tekens zijn, en die daarom niet ergens naar wijst, ergens op wijst, iets uitwijst, laat zien hoe sterk wijzen verankerd ligt in het wezen van de mens.

De hier gestelde tegenstelling verwijst de autist per definitie naar het dierenrijk, alwaar wijzen geen onderdeel van het natuurlijke gedrag vormt. Dit stuitende superioriteitsgevoel loopt als een rode draad door Tallis’ proza heen. Daarnaast geeft hij een stereotiep beeld van wat autisme behelst. Waar hij in zijn filosofische standpunten onnodig veel uitweidt, daar slaat hij de plank bij de psychologische aspecten finaal mis; ook andere psychologische benaderingen versimpelt hij. Dat leidt zelfs tot onwaarheden.

Maslow

De meest essentiële behoefte van mensen, als ze niet door armoe zijn gereduceerd tot hun eerste levensbehoeften, is de behoefte om gewaardeerd te worden door mensen die zij waarderen.

Als we de piramide van Maslow van de menselijke behoeften daarnaast leggen, komt die waardering echter pas op de vierde (van vijf) plaats in de hiërarchie. Een overduidelijke overdrijving van Tallis dus om zijn betoog wat meer nadruk te geven. Dat vervormen van de waarheid is misschien een handige filosofie van Tallis om overtuigender over te komen, maar ook een schandelijke verkrachting van het gedachtegoed van enkele toonaangevende psychologen.

En zo kunnen we nog wel even doorgaan met het wijzen op fouten, verdraaiingen en betweterige uitlatingen van de auteur in dit zogenaamd wetenschappelijk benaderd onderwerp van De vinger. Maar hopelijk is nu wel gebleken dat er geen enkele reden is om een vinger uit te steken naar dit boekwerkje. Om maar even af te sluiten met een typische Raymond Tallis-woordgrap.