Boeken / Fictie

Het leven een hak zetten

recensie: Pierre Péju - De vermoorde onschuld

Ongelooflijk zwart. Dat is het wereldbeeld in De vermoorde onschuld, een roman van de Franse filosoof en essayist Pierre Péju (1946). Maar de auteur thematiseert dan ook het kwaad in de twintigste eeuw. Oorlogswreedheden schokten de mensheid dermate diep dat zelfs de naoorlogse generatie geen echte vrede meer vindt. Péju ontving voor zijn roman de Prix Fnac 2005 van Franse boekhandelaren.

In de zomer van 1963 reist de zestienjarige franse jongen Paul Marleau, zoon van een verzetsheld, naar het dorpje Kehlstein in het Duitse Beieren om een penvriend op te zoeken. Diep in het woud nabij het Zwarte Meer ontmoet hij Clara, de dochter van een vroegere legerarts van de Wehrmacht.

Beiden hebben een indirecte manier om zich te uiten: Paul tekent en Clara filmt. Er ontstaat een band, hoewel deze nooit uitgroeit tot iets wat in de verste verte lijkt op een relatie. Door het spel van aantrekken en afstoten van de ongrijpbare Clara is er ook bar weinig ruimte voor echt contact.Toch zullen Paul en Clara het hele boek door, tot aan de dood, elkaars pad blijven kruisen. Overigens zonder enige vreugde.

Vertraagde ellende

Misschien is wat hen bindt wel die gedeelde fascinatie voor de gruwelijkheden die ooit in het Beierse dorpje plaatsvonden en het besef dat de oorlog, hoewel ten einde, nog steeds doorwerkt: “‘Je weet wel, bommen die niet direct ontploffen…’ Clara zoekt naar het juiste woord. ‘Vertraagd! Dat is het – vertraagde ellende!'”

Paul snapt maar al te goed waar Clara, op wie hij hopeloos verliefd is, het over heeft. Zijn vader, een oud-verzetsheld, is vermoord. In vredestijd. Het ‘hoe en waarom’ knaagt aan Paul, alleen al omdat de moord nooit opgehelderd is. Als hij op veel latere leeftijd de ware toedracht te weten komt, blijkt de scheidslijn tussen goed en kwaad – hoe kan het anders – dun te zijn.

Schuldige handen

Ook de vader van Clara, die als legerarts van de Wehrmacht absurde keuzes moest maken en ongewild medeplichtig werd aan de massamoord op Oekraïense joden, ziet hoe goede bedoelingen moeiteloos kunnen overgaan in onmenselijke smeerlapperij. De passage waarin deze massamoord minutieus beschreven wordt is misschien wel de meest schokkende van het hele boek.

Bijna bereikt de schrijver wat hem naar eigen zeggen voor ogen stond bij het schrijven van de roman: ontroeren, het kwaad invoelbaar maken, oproepen wat een filosoof slechts in abstracties kan benoemen. Erg jammer, dat de episode dan toch als een nachtkaars uit gaat, doordat zij eindigt met irritant gefilosofeer over “schuldige handen”. De essayist in Péju laat zich blijkbaar niet zo makkelijk aan de kant schuiven door de romancier.

Helaas heeft de auteur ook op andere plaatsen in de roman de neiging om erg beschouwelijk te worden. Dit wordt nog verder in de hand gewerkt doordat Paul het verhaal vertelt vanuit een terugblikperspectief: “Als je zestien bent, maakt een ijzige woede, een enorme, trieste gekrenktheid zich van je meester.” Het is te hopen dat Péju beseft dat hij met deze manier van schrijven zijn eigen ambitie niet waarmaakt omdat hij de lezer keer op keer het voorportaal van de ontroering uitmept.

Stijlbreuk

Hoewel de roman door de afstandelijke schrijfstijl nergens echt weet te raken, leveren de in het eerste deel geïntroduceerde personages met hun verwikkelingen voldoende stof op voor een onderhoudend verhaal. Péju verrast dan ook, door in deel twee een totaal andere richting in te slaan. In feite is er sprake van een stijlbreuk, die de lezer met moeite te boven komt.

Veel van de in het eerste deel opgezette intriges worden in deel twee niet verder uitgewerkt, waardoor er aan de roman nogal wat losse eindjes blijven zitten. Het wordt uitermate lastig om te vatten waar de schrijver qua verhaal naartoe wil. Gaat het nu over de gruwelijkheden in Kehlstein, de Oekraïne of over het Parijs van mei 68? En wat is het verband tussen al die gebeurtenissen?

~

Verdwijnkunstenaar

De enige duidelijke rode draad door de roman is een psychologische: het totale onvermogen van Paul om rust en vrede te vinden. Hij wordt een succesvolle beeldhouwer, maar kan daar niet van genieten. Dus gaat hij maar weer steenhakken. Hij krijgt een lieve, vrolijke vrouw en twee schattige kinderen met wie hij op een schitterend landgoed in de Vercors gaat wonen, maar ook daar kan hij niet van genieten. Dus gaat hij maar weer steenhakken. Dag in dag uit wordt hij beheerst door het verlangen om het kwaad van de wereld te beitelen in steen, om het gestalte te geven, zichtbaar te maken.

De beschrijving van de verschillende fasen van Pauls kunstenaarsschap is boeiend. Het lijkt erop dat hij niet alleen het steen van de beelden maar ook het leven een hak wil zetten, simpelweg door het, schuilend in zijn atelier, niet te leven. Clara heeft diezelfde drang om het leven te ontduiken. Als fotografe in oorlogsgebieden (o.a. Vietnam) neemt ze steeds grotere risico’s. Ze komt en gaat in Pauls bestaan en speelt de rol van de verdwijnkunstenaar die concessies noch beloftes doet. Het is genoeg om Pauls fascinatie voor haar warm te houden.

Navelstaarderij

In feite zijn Clara en Paul geen van beiden in staat zich te verbinden. Niet met een mens, niet met een leven. De onwil om er iets van te maken doet sterk denken aan de nihilistische attitude van de hoofdpersoon in De asielzoeker van Arnon Grunberg. Daar gloort aan het eind van de roman echter nog een sprankje hoop. Bovendien wordt de zwaarte van het bestaan verlicht door een flinke dosis Grunberg-humor.

Hier niet. Net als in Péjus eerder vertaalde succesvolle roman Het stille kind (in 2005 verfilmd door Jean-Pierre Denis onder de Franse titel La petite chartreuse) komen de personages in De vermoorde onschuld geen stap dichter bij een oplossing, laat staan tot elkaar. Het inktzwarte wereldbeeld dat Péju blijkbaar wil overbrengen zit hem niet zozeer in de ernstige pasages over de oorlog. De echte wreedheid is de eenzaamheid. Paul concludeert als oude man in 2037 dat hij er helemaal alleen voor staat. Dat klopt niet alleen in de roman. Ook de lezer is zijn navelstaarderij tegen die tijd wel zat.