Boeken / Non-fictie

Drift van de moderniteit

recensie: Philipp Blom (vert. Pon Ruiter & Henny Corver) - Alleen de wolken. Cultuur en crisis in het westen 1918-1938

De twintig jaar tussen de Wereldoorlogen waren ideeënrijk, bruisend, verbluffend, ontstellend. Goede vertelstof voor Philipp Blom.

In feite is Alleen de wolken een vervolg op De duizelingwekkende jaren (2009), Bloms gevierde boek over de periode 1900-1914. Blom benadrukt deze opeenvolging door – met recht – te stellen dat de twintigste eeuw vooral wordt bepaald door die ene ‘verstrekkende revolutie, de revolutie van de moderniteit, van de technologie en van de verlichting’. En die moderniteit was in 1900 al goed op weg. En passant vindt hij met deze geciteerde stelling ook aansluiting bij Het verdorven genootschap (2010), zijn andere recente werk over verlichtingsdenkers als Diderot en D’Holbach.

Fascinerend interbellum
Wel zorgde de Eerste Wereldoorlog voor een acceleratie van deze moderniteit. Blom stelt:

Ook het tempo van de revolutie was versneld geraakt, en in minder dan een generatie waren maatschappelijke structuren, morele normen en traditionele opvattingen over de wereld, die eeuwen hadden bestaan, ondermijnd, aangevallen en verbrijzeld. De geschiedenis begon sneller te gaan dan de mens, identiteiten werden broos en twijfelachtig, en de technologie ontwikkelde zich sneller dan ons begrip ervan. [cursivering AvK].

De maatschappij raakte definitief op drift, en zou tot op heden – ons ‘vloeibaar moderne’ heden – nooit meer werkelijk tot rust komen. Ook in onze uiterlijk kalme samenlevingen zijn normen en identiteiten sindsdien zowel meer en meer individueel bepaald als broos en onzeker gebleven. Zie overigens wat betreft die technologische verandering de symbolische kaftomslag: wie is hier de baas, mens of machine?

Bovenstaand citaat toont tevens de reden waarom ik geneigd ben het interbellum de meest fascinerende moderne geschiedperiode te noemen. Want in de chaotische nasleep van de massamoord van de Eerste Wereldoorlog werd de moderniteit tot op de spits gedreven. Hele bevolkingsklassen zochten naarstig en soms tot op het bot vertwijfeld naar nieuw existentieel houvast. Men bestormde allerlei hemelen of zocht juist vergetelheid; van totalitaire religies tot seksuele fetisjen in Berlijn of de losse sfeer van New Yorkse speakeasies. Blom richt zich op deze ‘percepties, angsten en verlangens, manieren om om te gaan met het trauma van de oorlog, met de door de industrialisatie losgemaakte energie’.

Gelukkige keuzes
Alle turbulentie leidt zowel tot een mêlee aan trotse, verbazing- of (inderdaad) duizelingwekkende figuren – van D’Annunzio en Aleksej Gastev, de Britse young bright things tot de voortrekkers van de Harlem Renaissance – als tot godgelijke plannen of afschuwwekkende gebeurtenissen – het Sovjetplan van Magnitogorsk (‘magneetstad’), de Amerikaanse drooglegging begonnen met de Volstead Act, de Holomodor waarbij Stalin miljoenen Oekraiëners liet uithongeren.

Aan ieder jaar besteedt Blom een thematisch hoofdstuk. Maar gelukkig kiest hij – en eigenlijk zijn al zijn keuzes goed – ervoor om de grote gebeurtenissen niet weer tot in detail te beschrijven. 1919 gaat primair niet over Versailles maar over shellshock, 1923 niet over de Duitse hyperinflatie maar over natuurkundige ontdekkingen (speciaal intrigerend omdat hij, in navolging van de historicus Paul Forman, suggereert dat de chaos en onvoorspelbaarheid van het interbellum vrij baan maakte voor de ontdekkingen van bijvoorbeeld de kwantumtheorie) en 1933 niet over Hitlers machtsovername maar over de ‘pogrom van het intellect’. Tegelijkertijd laat hij zich ook weer niet gijzelen door zijn thema’s. In ieder hoofdstuk waaiert hij op natuurlijk aandoende wijze van zijn thema’s weg om ook de rest van de gebeurtenissen en context mee te kunnen pakken.

De noodzakelijke leugen van de bourgeois
In een onthullend voorbeeld verhaalt Blom over de ondermijning van de burgerlijke waarden waarop de Duitse maatschappij dreef, ‘de morele ramp die de Weimarrepubliek trof’. Hij voert Heinrich Manns personage Immanuel Raat op (uit diens novelle Professor Unrat (1905)). Net als miljoenen andere Duitse burgers werd dit autoritaire burgermannetje genadeloos ontmaskerd door de geaccelereerde moderniteit. De leugen van zijn bourgeoisidentiteit en -overtuigingen werd onverbiddelijk aangetoond:

Tegenovergestelde krachten – ideologieën, noodzakelijkheden en mogelijkheden, teloor gegane zekerheden – kregen niet alleen de arme professor Raat te pakken. Ze lieten hem zien voor wat hij was: een bankroet figuur, een onbeduidende tiran, die uiteindelijk wordt wat hij altijd al is geweest. Een pathetische pias.

Wat volgde was de ontreddering. En dat wat volgde op specifiek deze ontreddering is bekend. Het onderstreept met dikke lijnen hoe zeer de burger en de burgersamenleving hun ficties en leugens nodig hebben.

Bloms overzichtsgeschiedenis benadert het ideaal. Het is concies, maar wijdt of waaiert uit waar de verdieping, details en anekdotes vermogen te illustreren, verlichten of speelser maken. Even belangrijk is dat hij zeer elegant schrijft, zijn doordachte meningen op smaakvolle wijze naar voren brengt, missers vermijdt en zijn verhaal doorspekt met precies genoeg tussenconclusies. Niets minder dus dan álle lof voor zijn Alleen de wolken.