Boeken / Fictie

Hopeloos langdradig

recensie: Philip Ardagh - De Eddie Dickens trilogie, boek twee: Hopeloze daden

In het voorwoord van Hopeloze daden stelt schrijver Philip Ardagh over zijn boek: “Als je er niets aanvindt, hou dan je slappe mening voor je.” In deze recensie zal ik toch mijn “slappe” mening over dit kinderboek verkondigen. Want als er iets slap is, dan is het wel het gekeuvel van Ardagh zelf.

Het verhaal van dit tweede boek over de jongeman Eddie Dickens speelt zich af in negentiende-eeuws Engeland. De hoofdpersoon woont met zijn ouders bij zijn Gekke oom Gerrit en Nog gekkere tante Gerda, Markus de net niet echte nerts en nog wat geassorteerd personeel. Het is een huishouden dat wordt gedomineerd door chaos en wereldvreemdheid. De avonturen beginnen op het moment dat, nadat het halve huis is ontploft, uit een lijkkoets in de tuin een doodskist valt met daarin de nog springlevende boeienkoning De Grote Crustini. Door allerlei verwikkelingen raakt Eddie dankzij deze Crustini en zijn assistente eerst verzeild in een politiecel en vervolgens op de heidevelden waar hij gevangen wordt genomen door ontsnapte bajesklanten, die hem inzetten bij hun zoektocht naar hun buit. Wat er vervolgens gebeurt… nou ja, het is een kinderboek, dus bedenk zelf maar.

Diepe Dahlen

Afgaand op de portettekening van auteur Philip Ardagh zelf die, zo zegt ook het persbericht, zo uit De Griezels van Roald Dahl lijkt gestapt en de goede aanbevelingen uit de Engelse pers, verwacht je een verhaal dat toch zeker enigszins vergelijkbaar is met het werk van deze grootste kinderboekenschrijver allertijden. Bepaalde elementen van de boeken van Dahl komen ook wel terug. Eddie Dickens is een vrij normale jongen tussen allemaal geheel geflipte, gemene of corrupte volwassenen, maar het geheel wordt minder sterk uitgewerkt dan bij Dahl. Het verhaal is in wezen vrij rechtlijnig en het loopt ook goed af, terwijl dat in een boek als Dahls De Heksen niet gebeurt. Ook mist een zekere grofheid die de boeken van Roald Dahl kenmerkt, hoewel Hopeloze daden geen typisch good-guy/bad-guy verhaal is: de politie blijkt corrupt en dom en de boeven slim en misschien zelfs wel een beetje vriendelijk.

(heel vervelend)

Het bijzondere, maar ook het storende van Hopeloze daden zit in de vermeende humor van het boek. Er wordt veel gespeeld met taal, maar de woordgrapjes zijn waarschijnlijk in de originele Engelse versie een stuk leuker. Het voortdurende gebruik van het woord “kip” voor politieagenten is bijvoorbeeld heel vervelend (maar als je bedenkt dat het in het Engels “pig” is, wordt het al een stuk leuker). Daarnaast is het verhaal doorspekt met zogenaamd lollig commentaar van de schrijver, om de lezer duidelijk te maken wat hij met bepaalde woorden of termen bedoelt of om hem te herinneren aan wat eerder in het verhaal is gebeurt (zoals ik hiervoor tussen haakjes al deed. Oh nee, nu doe ik het weer. Nou zoiets doet Ardagh dus ook) (en dat wordt op een gegeven moment echt heel vervelend).

Raar, raarder, complete chaos

Veel absurdistische zaken in Hopeloze daden, die het boek leuk zouden moeten maken en dat soms ook wel doen, hebben niet echt nut voor het verhaal en zorgen vooral voor onnodige afleiding en verwarring bij de lezer. Een voorbeeld daarvan is dat De Grote Crustini door iedereen wordt aangezien voor de ijzerwarenhandelaar Oudekerk. Een echt verband met de rest van het verhaal is er niet, maar je wordt er als lezer wel de hele tijd mee lastig gevallen. Samen met het commentaar van Ardagh zorgen deze absurditeiten er voor dat de vaart uit het verhaal verdwijnt en het geheel nogal chaotisch aandoet. Doordat het boek niet lekker doorleest wordt het wat langdradig. Er wordt geen suspense opgebouwd die je als het ware dwingt om het boek uit te lezen, iets wat bij een kinderboek naar mijn mening wel belangrijk is om bij de jonge lezer de interesse voor lezen van andere boeken op te wekken. Iets wat schrijvers als de eerder genoemde Roald Dahl en J.K. Rowling wel lukt.