Boeken / Non-fictie

Op wat kleine dingen na verder alles goed

recensie: Nico Dijkshoorn - Verder alles goed

Ruim een halfjaar geleden mocht huisdichter Nico Dijkshoorn in De Wereld Draait Door zijn heuglijke nieuws bekendmaken: hij was gevraagd het Boekenweekessay te schrijven. Het leverde hem een ovationeel applaus van het studiopubliek op.

Er was ook kritiek. Natuurlijk, als er gekozen wordt, is er altijd kritiek van hen die niet begrijpen dat juist die keuze gemaakt is, omdat ze zelf een andere keuze hadden gemaakt, waar weer andere mensen kritiek op zouden hebben. De kritiek op de keuze voor Dijkshoorn was: geen essayist. Maar waarom zou een niet-essayist niet mogen essayeren? Een poging wagen is geheel in de geest van de etymologie van het ‘essai’.

Slager Van der Zon


Nu ligt Dijkshoorns essay over vriendschap dan voor een habbekrats in de boekhandel. Verder alles goed is een verzameling brieven van ene Scheut, een midlifeman met meer vriendschappelijke gevoelens dan dat hij vrienden heeft. Scheut schrijft brieven aan zijn vrienden Tom en Sander, aan zijn vriendinnen Anne en Kobie, aan zijn dochter en aan slager Van der Zon.

Met zijn vrienden zegt hij de vriendschap op door ze eens goed de waarheid te vertellen. Tom is een zeverende drol van een vent geworden sinds hij een nieuwe vriendin heeft en Sander is het type man dat afgrijselijke vrijgezellenfeesten organiseert zonder dat iemand daar iets van durft te zeggen. Het is een universeel thema, dat van de man die zijn vrienden de wacht aanzegt en daar een zelfverkozen eenzaamheid voor terug ontvangt, tot in den treure na te gaan bij Voskuil, Reve en Brouwers. Dijkshoorn voegt aan die eindeloze lijst literaire vriendschapsbeëindigingen een nieuwe variant toe: die van de hyperbool. Want ook als Dijkshoorn essayeert, blijft hij de scherp formulerende columnist. De man die erin slaagt in enkele honderden woorden herkenbare beelden op te roepen en die vervolgens zó uit te vergroten, dat een hinderlijke Ajax-speler de grootste zak van het westelijk halfrond wordt en Tom Barman God. En Mart Smeets… nou ja, die blijft te allen tijde natuurlijk Mart Smeets. Dus wordt een vrijgezellenfeest (toegegeven, de hel is er niks bij) bij de essayist-columnist-dichter altijd iets veel ergers dan het sowieso al is:

Daarna gaan we weer ergens zuipen, word ik in mijn rookworstpak achter in een taxibusje geduwd, zingen we tijdens de rit het liedje ‘Neuken, neuken, neuken, ja we gaan neuken’ van jouw favoriete zanger Ben Nieman(d) en sta ik drie kwartier later naar een vrouw te kijken die met haar kut een banaan kan pellen.

Beste Eppo

Nee, een essay volgens de traditionele normen heeft Dijkshoorn niet geschreven. Zijn stijl en methode zijn even onmiskenbaar als alomtegenwoordig. In Verder alles goed toont Dijkshoorn zich echter af en toe ook een melancholicus; in de brieven van Scheut aan Anne. Mooi, al schurkt de emo-Dijkshoorn hier en daar wel erg aan tegen onversneden kitsch. Het nettoresultaat van Dijkshoorns essay is uiteindelijk geslaagder dan dat van sommige van zijn voorgangers. Hij zou het zelf ongeveer zó formuleren:

‘Beste Eppo, dank dat ik het Boekenweekessay heb mogen schrijven dit jaar. Wat is dat eigenlijk voor naam, Eppo? Niet alles met vier letters achter elkaar is automatisch een naam. Je hebt me gevraagd om het Boekenweekgeschenk te schrijven, Eppo. Dat vind ik leuk. Ik schrijf graag en veel. Je schreef “essay” maar ik heb dat boekje van vorig jaar gelezen, met die foto’s. Was ook geen essay. Ik ga dus geen essay schrijven, Eppo, essay klinkt me te veel naar de zoveelste academische analyse van de hermetische poëzie van Bonzo Kuppers (7.843 woorden). Interesseert me niet. Wat dacht je van brieven? Vrienden schrijven brieven. Brieven aan vrienden, aan voormalige vrienden, aan mensen van wie ik niet meer weet of ik ze ooit vriend heb genoemd en waarom, en aan jou Eppo. Om je te bedanken dat ik in een rijtje sta met Midas Dekkers en Christine Otten. Wie zijn dat, Ep? Bevriende hobbyboeren? Prijswinnaars? Twee volstrekt willekeurige snordragers? Zeg het me, Eppo, dan weet ik waar ik me op kan instellen. Nu ga ik stoppen. Zie ik je volgende week bij de jaarvergadering van carnavalsclub “De potsenmakers”? Je herkent me zo, ik ben verkleed als essay. Verder alles goed.’