Boeken / Fictie

Bekommerd lachen om het leed van anderen

recensie: Nelleke Zandwijk - Pierenland

Het verhaal van Helena Hartsuiker, de dertienjarige vertelster in Pierenland, is geen geschiedenis om vrolijk van te worden. Alcoholistische moeder die overlijdt. Broertje is zwaar autistisch en brengt zijn dagen zoek met het eten van honderden Marsen en het drinken van sloten cola. Vader is in de war. Enige steun en toeverlaat is haar tante Lena, die ook al zo’n vrolijke dagbesteding heeft, ze legt lijken af.

Zo op het eerste gezicht is het dus treurnis troef in de derde roman van Nelleke Zandwijk, die eerder lovende recensies kreeg voor De dag van de jas en Avonturen van een uitslover. Een journalist van Trouw vergeleek haar zelfs met een grootmeester als Julio Cortázar. Met Pierenland bevestigt Zandwijk haar reputatie van tragikomisch schrijfster.

Twee kruinen

De hele familie woont in Grimmelikhuizen, een dorpje dat je geneigd bent ergens in het niemandsland van Noord-Brabant te situeren. Het gezin waarin Helena Hartsuiker opgroeit, is op zijn minst asociaal te noemen. Wanneer haar moeder zich op een dag van de trap werpt, wordt ze twee keer gevonden. De eerste keer door haar zoon Tonnie, die niet weet wat hij moet doen, over haar heen stapt en naar zijn kamer gaat. De rest van het boek brengt hij voornamelijk op die kamer door, behalve als hij zich voorneemt de nieuwe menselijke kanonskogel van het dorp te worden. De tweede keer wordt ze gevonden door haar man, die de dood van zijn vrouw maar moeilijk kan verwerken en zich tracht te verdrinken in een vijver. En dan is er nog oom Herman, de man van tante Lena. Hij is de intellectueel van de familie, die Bach luistert en boeken leest, zoals er in iedere familie altijd één excentrieke oom is.

Alles aan Pierenland lijkt macaber, droevig en nauwelijks te verteren. Het is te danken aan Zandwijks lichtvoetige stijl dat het boek geen moment zwaar op de maag komt te liggen. Zo groot als de behandelde thema’s zijn – dood, liefde, verantwoordelijkheid, scheiding, zelfmoord – zo weinig lijkt dat de lezer te deren. De hoofdstuktitels geven een indicatie, een titel als ‘Met twee kruinen ben je bij voorbaat in de aap gelogeerd’ laat zien dat de aanstekelijk nuchtere Helena de machteloosheid van haar familieleden feilloos ontleedt. Ze gaat mee met haar tante, die haar de liefde voor het afleggen tracht bij te brengen. Ze verzorgt haar broertje, voor wie ze afwisselend walging en liefde voelt. En ze mist haar vader, die er op een dag vandoor gaat om een tijdje later terug te keren met een vrouw die een scheef gebit heeft en geen Nederlands spreekt.

Puur vakwerk

Erg gezellig is het allemaal niet, je zou er bijna medelijden van krijgen. En toch heb je dat met niemand uit Grimmelikhuizen, zelfs niet met Miene, de hypernerveuze buurvrouw. Helena’s harde toon zorgt ervoor dat je hardop om ze moet lachen, om de weinig elegante families en om de wonderlijke gebeurtenissen die geen van alle bijdragen tot enige vreugde. Pas nadat je uitgelachen bent, besef je dat het allemaal niet zo grappig was. Het was Zandwijk die je heeft laten lachen om het leed van anderen. Dat is, behalve wrang, ook gewoon vakwerk van een prachtige schrijfster.