Boeken / Fictie

Knap debuut van boerin-filosofe

recensie: Naomi Rebekka Boekwijt - Pels

Nog maar eenentwintig jaar was Naomi Boekwijt toen ze na het winnen van een voorronde van verhalenwedstrijd Write Now! een contract binnensleepte bij uitgeverij Arbeiderspers, en dat direct voor maar liefst twee boeken. Inmiddels is het twee jaar later en ligt haar debuut Pels in de schappen.

Na haar studie filosofie verruilde Boekwijt de universiteit van Leiden voor het Zwitserse buitenleven. Daar maakte ze van haar zomerbaantje op een boerderij haar werk, een ervaring waaruit ze rijkelijk putte voor het schrijven van Pels. De flaptekst omschrijft de bundel treffend als ‘Een onsentimentele ode aan het buitenleven’. Zes van de zeven korte verhalen centreren zich rond stugge plattelanders. ‘Ik kan goed alleen,’ zegt boerderijhulp Astrid in ‘Tussenklauwontsteking’, en dat geldt voor de meeste personen in de bundel. ‘Ik kan alleen met de dieren.’

Simpele zielen

De verhalen in Pels zijn, evenals de titel van de bundel, sober en staccato. Pels onderscheidt zich van veel verhalenbundels doordat Boekwijts verhalen voldoende eigenheid bezitten om de aandacht vast te houden en er tegelijkertijd eenheid is in de bundel door het gebruik van terugkerende motieven. Behalve het leven op de boerderij zijn familie en homoseksualiteit veel voorkomende thema’s. Het is een sterke zet om het meest verrassende verhaal tot het laatst te bewaren: ‘Bruska – Ter mythevorming’ is een cynische beschrijving van het universitaire leven.

Vleugje poëzie

Boekwijt kiest haar woorden zorgvuldig, wat regelmatig poëtische zinsnedes oplevert als ‘Het is zo vroeg dat het te laat is om nog in slaap te vallen’ of, cynischer: ‘Het is altijd feest als je jong bent, zeggen ze. Dat is dan een verdomd verdrietig feest.’ In verhalen van tweeduizend woorden is het meestal zaak om te kiezen tussen treffende situatie- en karakterschetsen of meer plot zonder ruimte voor dergelijke beschrijvingen. Boekwijt kiest in Pels verstandig voor het eerste.

Helaas is geen debuut zonder schoonheidsfoutjes. In Pels zitten die vooral in het feit dat het evenwicht soms zoek is en Boekwijt haar sobere proza afwisselt met sentimentele monstruositeiten als ‘De stiltes waren even lang als de gesproken zinnen. Het waren de dalingen van een jambisch metrum, kommetjes waar het zeer in drupte’. Daarnaast is het de vraag of haar staccato schrijfstijl, die zo goed werkt voor korte verhalen, in een roman evenzeer de aandacht weet vast te houden. Voor haar tweede boek heeft Boekwijt namelijk een roman in petto, die zich – hoe kan het ook anders – afspeelt op een Zwitserse boerderij. Zolang ze zich op literair gebied verder weet te ontwikkelen horen we zeker van haar terug.