Boeken / Fictie

Zinloos zuipen

recensie: Mikko Rimminen (vert. Lieven Ameel) - Drinkebroersroman

Aan romans waarin de helden zich overgeven aan de roes van psychotrope stoffen is in de wereldliteratuur geen gebrek. Je moet dan ook van goeden huize komen, wil je daar iets nuttigs aan toevoegen. De Fin Mikko Rimminen deed met Pussikaljaromaani (Drinkebroersroman) een mooie poging.

Van Finland weten de meeste mensen vrijwel niets. Gestudeerde mensen kennen wellicht de Finse halfgod Kimi Räikkönen, maar dat was het dan wel. Dat geeft een Finse roman ook meteen een exotisch tintje. En de vertaler een probleem, in dit geval wat halfslachtig opgelost. Zo vervangt vertaler Lieven Ameel de ene keer een typisch Fins fenomeen door een variant die we allemaal kennen, onder verwijzing naar een verklarende noot, de andere keer blijft het Fins staan en geeft de noot verder uitsluitsel.

Tijdloos

Merkwaardig is ook dat deze drinkebroersroman van de Nederlandse uitgever de ondertitel ‘Jongemannen worden mannen’ meekreeg. Wat er ook gebeurt, de helden Maarschalk, Vetbol en Henninen blijven onveranderd dezelfde. Als lezer heb je zelfs geen idee van hun leeftijd, ze zijn als het ware tijdloos. Het verhaal vertelt van hun omzwervingen gedurende een dag, die begint met een stevige kater en allengs ten onder gaat in nog meer drank. Ze maken niets van belang mee, ontmoeten deze of gene en overwinnen kleine tegenslagen, en dat was het dan wel zo ongeveer.

Bij gebrek aan doorslaggevend verhaal moet Rimminen het van zijn stijl hebben. De gesprekken die het trio onder elkaar en met anderen voert, gaan helemaal nergens over, maar hebben door hun wereldvreemde, vaak plechtstatige vorm een extra vervreemdend effect. Nog gekker zijn de beschrijvingen waar Rimminen mee strooit. Voor zinnen van enkele honderden woorden deinst hij niet terug en hij is dol op het bakken van nieuwe woorden door het aan elkaar plakken van oude (we nemen maar even aan dat dit niet op het conto komt van de vertaler, dat zou jammer zijn). Het is dat we zeker weten dat het boek in onze tijd speelt, anders zouden we zomaar kunnen gaan denken dat hier een dronken Tachtiger aan het woord is.

Blijft de vraag of het ook een goed boek is en hoe het zich verhoudt tot de rest van de drank- en drugsliteratuur. Bij het lezen kwam de associatie met Brusselmans De man die werk vond, de beste Vlaamse roman aller tijden, sterk op. Rimminen is echter barokker, maakt veel meer gebruik van de ruimte die taal biedt en is veel en veel uitbundiger dan Brusselmans. Irvine Welsh is een andere referentie bij het altijd weer lastige kaders zoeken, maar doordat de rol van drank bij Rimminen meer motief is dan thema mogen we ook best wat ruimer rondkijken. Zo waart de geest van James Joyce hier rond en zijn er verwijzingen naar de klassieken, maar die moet de lezer zelf maar opduikelen, of negeren.