Boeken / Non-fictie

Licht in de donkere bovenkamer

recensie: Michael Madeja (vert. Jan Bert Kanon) - De kortste route door het brein

Het zijn de ontdekkingsreizigers van onze tijd: uitgerust met de nieuwste technieken reizen hersenonderzoekers af naar de verre en onbekende streken van ons brein. Zo ook Michael Madeja, die deze wondere wereld voor leken in kaart heeft gebracht.

deze wondere wereld voor leken in kaart heeft gebracht.

In De kortste route door het brein stelt Madeja, een Duitse hersenonderzoeker, dat wij leven in de hoogtijdagen van de neurowetenschap. Na een eeuw van verkenningsreizen naar de kleinste bouwstenen van onze wereld, de weidsheid van het universum en het mysterieuze land van het onbewuste, staat de eenentwintigste eeuw vooralsnog in het teken van ons brein. In plaats van kruiden en specerijen brengen de moderne Marco Polo’s ons steeds nieuwe verhalen over de geheimzinnige wetten die ons denken bepalen. Intussen hangt het volk aan hun lippen: hersenfeiten vullen de kranten en controversiële boeken als Dick Swaabs Wij zijn ons brein vinden gretig aftrek.

Lekengids
Anders dan zijn Nederlandse collega’s houdt Madeja zich afzijdig van discussies over de filosofische en religieuze vraagstukken rond hersenonderzoek. Bescheiden stelt hij dat hersenonderzoekers niet moeten pretenderen dat hun werk andere wegen tot kennis en inzicht overbodig maakt. Met De kortste route door het brein wil hij de lezer slechts een kaart bieden, waarbij hij zich houdt bij de feiten, vakjargon uitlegt, en de lezer wegwijs maakt in de hersenen. In acht helder opgebouwde hoofdstukken beschrijft hij wat we onder meer weten over ‘hoe de hersenen zich ontwikkelen en leren’ en ‘wat er gebeurt bij alzheimer, epilepsie of een beroerte’.

Om zijn boek zo toegankelijk mogelijk te maken, heeft de schrijver ervoor gekozen zijn hier en daar droge boodschap royaal te besprenkelen met metaforen en analogieën. Een alinea begint over het algemeen met enkele droge feiten – ‘zenuwceluitlopers kunnen bij de mens maximaal twee meter lang zijn en in breedte variëren van een duizendste tot een paar millimeter’ –, waarna de lezer geholpen wordt door een analogie van het type ‘dit is te vergelijken met’. In bovengenoemd geval: ‘Wanneer je een zenuwceluitloper zou uitvergroten tot een flatgebouw, zou hij nog altijd veel dunner zijn dan een haar’.

Heldere, maar kleurloze kaart
Hoewel deze methode helpt om de complexe wereld van onze hersenen aanschouwelijk te maken, ontspruiten er ook enkele bizarre uitwassen uit Madeja’s beeldende brein. Zo ontaardt een uiteenzetting over de interactie tussen zenuwcellen, kaliumdeeltjes en gliacellen in een vergelijking van welhaast homerische proporties, waarbij nietsvermoedende bierdrinkers met bussen naar verschillende biertenten gebracht worden. Wellicht dat dit zinnebeeld voor de oorspronkelijke lezer van Das kleine Buch vom Gehirn herkenbaar en verhelderend werkt, maar in de Nederlandse vertaling is de kans groot dat hij of zij verdwaalt tussen de vele aanlokkelijke biertenten – en zo de zenuwcellen uit het oog verliest.

Bovendien maakt de rigide structuur van uiteenzetting-analogie op den duur een erg schoolse indruk, een bezwaar dat De kortste route door het brein als geheel treft. Zo wordt de eindeloze reeks feitjes steeds onderbroken door tussenkopjes die de lezer met grote uitroeptekens attent maken op kennelijk belangrijke zaken als ‘in de spier schuiven bij activiteiten staafjes over elkaar’. Door zijn schoolse insteek lijkt Madeja hier en daar te vergeten dat ook zijn lezer hersenen heeft. Zo schiet De kortste route door het brein, ondanks de lovenswaardige bescheidenheid en duidelijkheid, als leesboek uiteindelijk tekort. Het is een heldere, maar kleurloze kaart, een bleke afspiegeling van het werkelijke belang van de vreemde, complexe en fascinerende wereld die neurologische ontdekkingsreizigers voor ons ontsluiten.