Boeken / Fictie

Literaire belhamel

recensie: Micha Hamel - Nu je het vraagt

.

Zodra poëzie op de lachspieren wil werken, ontstaat de neiging die niet zo voor vol aan te zien.  Light verse riskeert al gauw iets oubolligs. Performers, neem Jules Deelder, spelen vaak safe op de lach, die ze dan ook krijgen. Maar Micha Hamel is toch heel andere koek: hij voert het literaire gehalte van de lichte toets maximaal op. Onderwerp is de mallemolen van het leven van alledag , dat hij mede illustreert aan de hand van zijn eigen bestaan als bezig baasje met baan, jonge kids en het huishouden dat die met zich meebrengen.

Grillig
Het eigene van Hamels dichterspalet zit ‘m in een reeks goed samenwerkende factoren. Allereerst laat hij zich qua vorm niets voorschrijven. Daardoor komt hij soms dicht in de buurt van het proza, maar proza is het door de intensiteit van de associatieve oprispingen en vocabulaire niet; een vocabulaire trouwens die geen enkel jargon uitsluit, zoals dat van de strip (‘BOING’) en de straat (‘fuck o kut o jee’). De proza-achtige gedichten verlopen nooit rechtlijnig en zijn in hun onstuitbaar voortvloeiende grilligheid toch goed te volgen. Een enkel gedicht zou in aangepaste typografie voor een column met ongebruikelijke inhoud kunnen doorgaan.

Zeker als je de gedichten hardop laat klinken, naderen ze weer een ander genre, dat van het cabaret, een genre dat met vernieuwers als Freek de Jonge indertijd en Hans Teeuwen na hem op zijn beurt de literatuur weer aardig nadert. Hamel heeft een ontembaar vrolijke inborst die bijna doet vermoeden dat hij overal de draak mee steekt. Toch trilt dwars door het formuleerplezier heen een soort stekelige ondertoon mee.

Schmink
En dat niet alleen. Er is zelfs zoiets als vederlicht verdriet merkbaar en er wordt bij de lezer even vederlicht een gevoelige snaar geraakt: een enkel traantje trekt zijn spoor op de schmink van de clown. Hamels humor is überhaupt niet echt uit te splitsen in ironie, parodie, satire of wat ook: het is daar een onontwarbaar kluwen van. Zijn kortere gedichten zijn bijna steeds aan de behoorlijk melige kant, ook al door would be experimenteel vertoon. Dat is pretentieus knutselwerk, vervaardigd op de nadrukkelijk vrije school.

Micha Hamel is ook dirigent en componist. Afgezien van titels als ‘Recitatief en aria’ en ‘Even een liedje’ is dat te merken aan de rol die geluiden her en der spelen, hoe terloops ook. Enkele gedichten lijken geschreven om op muziek te zetten of vertonen ronduit klankdichtpassages.

We hebben te maken met poëzie die misschien niet meteen voor zich inneemt, maar die je verovert als je de zinnige onzin gastvrij op je in laat werken.
De volgende regels uit ‘Uit het niets’ geven een idee:

Mijn harnas is solide want mijn innerlijk is een hortend scharnierend assemblage
die meedeint met wat ik voel en napijnt van de wee die het jou missen mij doet

Ook vingerverven met kinderen begint gezellig en ontaardt steevast in huilen en een
kliederboel. Van knus komt meer tot au. Wil je mij toch tot gefrunnik noden?

Er is geen emoticon dat mijn meerlagige gevoel kan verbeelden. Eerder buikspreker
dan charmeur veins ik, al schakelend tussen brutaal en verlegen, dit gestuntel

Liefde is een werkwoord, de hel is de ander en ik is een fictie. Of is liefde fictie
een hemel de ander en ik een werkwoord? Is ik een ander, ben jij de liefde?