Boeken / Fictie

Mark Boog nu al verzameld

recensie: Mark Boog - Het eigen oor: Een keuze uit de gedichten

Mark Boog, bekend om zijn sprankelende taalgebruik, is een van ’s lands snelst producerende schrijvers. Acht jaar geleden debuteerde hij met Alsof er iets gebeurt, daarna volgden nog vijf bundels en drie romans. Voor zijn werk werd Boog bekroond met twee belangrijke poëzieprijzen in Nederland, de Buddingh-prijs voor zijn debuutbundel en de VSB-prijs voor De encyclopedie van de grote woorden. De recent uitgekomen bloemlezing uit zijn werk komt dus niets te vroeg.

Acht jaar geleden debuteerde hij met Alsof er iets gebeurt, daarna volgden nog vijf bundels en drie romans. Voor zijn werk werd Boog bekroond met twee belangrijke poëzieprijzen in Nederland, de Buddingh-prijs voor zijn debuutbundel en de VSB-prijs voor De encyclopedie van de grote woorden. De recent uitgekomen bloemlezing uit zijn werk komt dus niets te vroeg.

Naast een keuze uit de poëzie die bij Uitgeverij Cossee uitkwam, is Het eigen oor: een keuze uit de gedichten aangevuld met twee bundels die bij bibliofiele uitgevers in beperkte oplage zijn verschenen. Ook is onder de titel Toekomstige gedichten ongebundeld werk opgenomen. Alsof dat nog niet genoeg is, is aan de bloemlezing ook een cd toegevoegd van Boogs band Poetry in Motion, waarop de dichters voordracht voortreffelijk wordt verenigd met popmuziek. Het eigen oor biedt een goede dwarsdoorsnede van Boogs werk en is, zeker met alle extra’s, een prachtig eerbetoon aan zijn intrigerende poëzie.

Dwarsig

Het eigen oor heeft vooral als voordeel dat Boogs ontwikkeling als dichter goed zichtbaar wordt. Zowel op thematisch als stilistisch gebied is er een duidelijke tendens in zijn poëzie waar te nemen. In het vroegere werk, met name in Alsof er iets gebeurt (2000) en Zo helder zagen we het zelden (2002), wordt de lezer het kansloze karakter van alles akelig gewaar. In die gedichten wordt keer op keer benadrukt dat er misschien beweging mogelijk is, maar bij nader inzien toch niet: de dichter denkt wel, maar doet niets; de dichter wil wel, maar kan het niet; de dichter droomt, maar weet als een Oblomov niets waar te maken. In Luid overigens de noodklok (2003) en De encyclopedie van grote woorden (2005) is van die lusteloosheid in mindere mate sprake. In die eerste bundel bijvoorbeeld is een herschrijving van het gepassioneerde Hooglied terug te vinden die de oorspronkelijke Bijbeltekst eer aan doet. De dichter wordt allengs assertiever: hij ‘kiest’ en ‘doet’ en is minder gedistantieerd van zijn onderwerpen. In Landman wordt Boogs poëzie zelfs wat dwarsig. Daarin zijn de gedichten als scènes uit een (verder niet ontsloten) verhaal te lezen, waar wel wat gewild en gedaan wordt, zij het op enigszins bescheiden schaal.

Twee elementen kenmerken Boogs stijl over de hele linie, al zijn ze in zijn latere werk meer geïntegreerd met andere stijlkenmerken: de omdraaiing van de logische woordvolgorde en het met enige regelmaat ontbreken van (werk)woorden. Een aardig voorbeeld van deze stijlelementen is in Alsof er iets gebeurt te vinden. In het gedicht ‘Zinloosheid 2’ staat er: ‘IJl de kerk, gewichtloos het dak, / en hoog, hemelhoog het licht, / bijna doorzichtig’. Dit levert een haperend lezen op. Het is alsof de dichter hort, stottert haast, een diaprojector is waar de opgeroepen beelden in de gemankeerde zinnen elkaar als dia’s opvolgen. Een willekeurige ander zou de zin als volgt kunnen hebben opgeschreven: ‘De kerk is ijl, het dak is gewichtloos en hoog, het licht is er hemelhoog en bijna doorzichtig’. Dat mag natuurlijk ook poëtisch heten, maar het gevoel dat de herschrijving oproept is anders ten opzichte van het origineel. Deze hakkelende schrijfwijze kan je aanzetten tot een actieve betrokkenheid bij het gedicht. Tot het in detail willen weten hoe de afzonderlijke beelden samenhangen, hoe het licht valt, hoe de bouw van de kerk is, hoe hoog de hemel is en ga zo maar door, totdat de wereld van het gedicht in zijn geheel aan je geestesoog is ontloken.

Grote woorden

Het kan een risico zijn van een veelschrijver dat hij zich vergaloppeert. Daaraan lijkt Boog niet altijd te ontkomen. Bepaalde stijlkenmerken komen wel erg regelmatig terug en ook worden soms te grote woorden gebruikt: ‘gelukkig ongelukkig’ lezen we ergens en ‘grote ogen’. Wie een bundel heeft die De encyclopedie van de grote woorden als naam draagt – met elk gedicht daarin een groot woord als de titel, zoals Dood, Natuur, Waarheid – moet dit niet als een vrijbrief zien ze in zijn gedichten toe te passen.

De grote woorden in Boogs gedichten overheersen zijn poëzie gelukkig niet en soms dragen ze alleen maar bij aan de leeservaring omdat Boog ermee aan de haal gaat. Dankzij de spannende thematiek, de krachtige beelden en frisse woordkeus is het lezen van Mark Boogs uit de voegen barstende Het eigen oor: Een keuze uit de gedichten meer dan de moeite van het lezen waard.