Boeken / Fictie

Ongewild delen ze hun meisjes

recensie: Maarten 't Hart - Verlovingstijd

Na het uitstapje enkele eeuwen terug in de tijd met Het psalmenoproer keert Maarten ’t Hart met zijn zeventiende roman weer terug naar het vertrouwde Maassluis en Leiden in de naoorlogse tijd.

De plot van Verlovingstijd concentreert zich op de liefdesperikelen van de naamloze verteller en in het spoor daarvan ook van diens beste vriend Jouri. Na een ontboezeming van zijn moeder, op de dag dat haar tweede echtgenoot begraven werd, verhaalt de verteller hoe de meisjes op wie hij verliefd was geweest steevast door Jouri aan de haak werden geslagen. Niet dat Jouri, ondanks zijn sterke aantrekkingskracht op vrouwen, zo’n handige jongen was. Integendeel, hij merkte meisjes pas op als zijn vriend zijn gevoelens voor hen liet blijken.

Vriendschap
De angst dat Jouri een geliefde afpakt zit zo diep, dat als de verteller uiteindelijk besluit met een van hen te trouwen – zijn opvliegerige, onaantrekkelijke muzieklerares – hij haar zo lang mogelijk voor zijn vriend verborgen wil houden. Dat Jouri op dat moment in Amerika verblijft en zichzelf al voorgoed verbonden heeft aan iemand, verandert daar niets aan.

Toch gaat Verlovingstijd niet om die meisjes, evenmin om de strubbelingen ermee van de verteller. Het is een roman over de vriendschap tussen twee jongens en over datgene wat hen ten diepste bindt.

Treffend is hoe beide vrienden over elkaar spreken tegen de meisjes. Jouri is niet alleen leuk, prijst de verteller zijn vriend aan, maar ook heel slim. Toen een leraar scheikunde een extra moeilijke repetitie gaf, had de hele klas een onvoldoende. ‘De enige die een voldoende had, was Jouri. Een zes min.’ Niet veel later geeft Jouri al even hoog op over de verteller: hij is beresterk en oerslim, zo kreeg hij voor een moeilijke repetitie scheikunde ‘een tien, ik een zes, en verder iedereen in de klas een onvoldoende’.

Buitenbeentjes
De twee vrienden hebben een vanzelfsprekende band, die, zelfs al zouden ze ruzie krijgen over de vriendinnetjes, niet door die onenigheid verbroken zou kunnen worden. Beiden zijn ze buitenbeentjes vanwege hun afkomst, eigenaardigheden en vooral hun hoogbegaafdheid. Ze kijken tegen elkaar op en zoeken naar redenen om de ander intelligenter in te schatten, maar brengen dat onderling nauwelijks ter sprake. Ze hoeven hun vriendschap niet te begrijpen, hoeveel het hun beider levens- en liefdesverhaal zou verduidelijken.

Als Maarten ’t Hart deze vriendschap nadrukkelijker naar voren had laten komen, zou de roman een geheel ander karakter hebben gekregen. Maar niet per se beter, ondanks dat de plot nu soms te veel doet denken aan een soap of streekroman. Dat laatste nog eens versterkt door de ook in Verlovingstijd alomtegenwoordige karakteristieken van ’t Harts werk, waarin de hoofdpersoon zich in een Nederland op het grensvlak van behoudende burgerlijkheid en progressieve vrijgevochtenheid ontworstelt aan het geloof der vaderen, verrukt opgaat in de (polder)natuur en klassieke muziek verheft tot zijn persoonlijke liturgie.

’t Hart laat de lezer met de verteller nadenken over de beschreven vriendschap en de redenen waarom ze standhoudt, ondanks de herhaalde daden van liefdesverraad. Dat dit onnadrukkelijk gebeurt, haast in de kantlijn van de liefdesperikelen, is vooral mooi omdat het een fijnzinnige ’t Hart toont, tegenover de soms wat plompverloren en onbehouwen uitingen – van geestelijke en lichamelijke aard – van de verteller. Al behoort Verlovingstijd niet tot de beste romans in het oeuvre, het is in alle opzichten wel met recht een ’typische ’t Hart’ te noemen. En dat is iets wat nog altijd meer tot aanbeveling strekt, dan dat het tot verveling leidt.