Boeken / Fictie

Zwaarmoedigheid, steeds weer

recensie: Lies van Gasse - Hetzelfde gedicht steeds weer

Voor een sinterklaasrijm of een light verse draait geen alfabeet zijn hand om. Vaker geeft poëzie zich niet meteen prijs, lijkt die juist voor het onbegrijpelijke geschreven te zijn. In Hetzelfde gedicht steeds weer van debutante Lies Van Gasse is rijm noch grap te vinden. Maar ondanks het waas van geslotenheid dat er, niet voor niets, over heen hangt, word je toch door de poëzie meegenomen.

In het openingsgedicht lijken we een psychotherapeutische sessie bij te wonen. Als je het voldoende aandacht geeft, zie je dat de overige drieëndertig gedichten er in ieder geval qua stemming op aansluiten. De wereld is die van een vrouw, ‘begiftigd met zwaarmoedigheid’, die het met de wereld om haar heen niet makkelijk heeft. Hoewel ze af en toe ietwat psychiatrisch overkomt (‘Ze kon zich in de regen zetten met een oude krant’), raken haar belevingen min of meer aan, om het plechtig te zeggen, het algemeen menselijke. De ik, hier en daar deel uit makend van ‘we’, observeert de vrouw met zoveel overgave dat ze kunnen samenvallen. In veertien van de gedichten figureert ook nog een hij, die een substantieel deel van het tamelijk problematische geheel tussen de mal- en bonheur vormt.

Loden gewicht

De wereld waarin de gedichten zich begeven is voor de zij nauwelijks of helemaal niet te bevatten, en door de navenante bewoordingen evenmin voor de lezer. In vergelijking daarmee schreef iemand als Jan Arends, die met het bestaan nogal wat te stellen had, heldere poëzie. De vanzelfsprekendheid van het alledaagse taalgebruik biedt Lies Van Gasse weinig soelaas: haar ‘rammelende ribbenkast van taal’ is in hoge mate eigenhandig en dient, in ieder gedicht steeds weer, om de zwaarte dichterlijk gewicht te geven en tegelijk het loden gewicht eraan te ontnemen, eenvoudig om niet aan de zwaarte onderdoor te gaan: ‘woorden sparen voor de overtocht’. Anders gezegd:

Ik wil weten hoe zij in haar zinnen
elke dag zichzelf verslaat.

Vaak lees je een soort geheimtaal en dan ook nog eens heel compact. Geheimtaal kan iets doodgewoons mystificeren, maar kan ook, zoals hier, iets minder gewoons vorm proberen te geven. Van Gasse deinst voor tamelijk gesloten beelden niet terug: ‘In de kast een luide lepel rapen./ Zien hoe zelfs de honing huilt.’ En: ‘(…) opgesteld in het ochtendgras/ een muur van lege kasten’.  Of: ‘een glimlach als raspend zand.’ Ga er maar aan staan waar ‘rokken over velden ruisen/ als ingehouden handgeklap.’

Gevoel en begrip

De poëzieliefhebber heeft vanaf het negentiende-eeuwse symbolisme heel wat duisters voor zijn kiezen gekregen en haakt hooguit af bij al te hermetische poëzie. Maar gedichten verlangen niet alleen begrip en volstaan evenmin met een surplus aan gevoel. In het geval van Van Gasse heb je een soort kameleontische instantie tussen begrip en gevoel nodig. Haar bewoordingen zijn fijn afgestemd, gewikt en gewogen door een seismografisch talent, zoals valt te lezen in ‘een zin die weegt/ in een schaduwgebied van letters’. Een strofe in een ander gedicht gaat zo:

Dat kluwen van welwillend zwijgen,
zelfs na uren staren niet in staat
woorden uit het raam te zetten.

Terwijl elders ‘Woorden/ werden gestapeld, buiten gezet.’

De bundel telt na het inleidende gedicht ‘De linkse is de droefste’ elf korte cycli, waarvan de laatste aansluit bij genoemd gedicht. Dat alleen al verraadt een hechte samenhang, die de bundel overigens een enigszins monothematisch karakter geeft. Haar volgende bundel kan niet anders dan een ontwikkeling te zien geven die, mogen we hopen, wat meer lucht geeft.