Boeken / Fictie

De eerste letter is gezet

recensie: Lieke Marsman - De eerste letter

De tweede bundel van Lieke Marsman, die drie jaar geleden de literaire wereld in één klap veroverde met Wat ik mijzelf graag voorhoud, is onevenwichtig, maar biedt mooie poëzie in de hoogtepunten.

Zelden wordt het debuut van een jonge dichter zo lovend ontvangen als Wat ik mijzelf graag voorhoud van Lieke Marsman (geboren in 1990, geen familie van). Eind 2010 verschenen, had de bundel een jaar later maar liefst drie literaire prijzen gewonnen: de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, de Liegend Konijn-debuutprijs en de C. Buddingh’-prijs. Nu is er een tweede bundel, De eerste letter: een tweede begin van haar carrière, een nieuwe eerste letter van haar schrijven?

Er wordt veel gedacht, gewikt en gewogen in deze bundel – Marsman studeerde filosofie, zou je dan kunnen zeggen, maar of dat de verklaring is? Eerder dit: De eerste letter kent niet een thematische verbondenheid die Ester Naomi Perquins Celinspecties bijvoorbeeld wel kenmerkte (toegegeven, die bundel was daarin uniek), maar wel een aantal terugkerende situaties waarin de dichtende stemmen verkeren: angst en liefde. Al denkende wordt er iets verwerkt.

Angst
Neem de laatste woorden van het vierde gedicht van de titelcyclus: ‘ik wil / dat iemand me hier uittilt / zich een goed persoon wenst te tonen.’ Dit komt na onder andere deze passage: ‘Soms ben ik zo open / dat ik mezelf van de randen afduw / Soms ben ik zo laag / dat het voelt alsof er wortel schiet.’ Niks is permanent, randen kunnen ineens wortels worden, maar er is altijd de angst waarvan de ik hoopt verlost te worden.

De eerste letter opent met een citaat van Rainer Maria Rilke, dat de a van angst als eerste letter positioneert. Het is een citaat uit Rilke’s roman Het dagboek van Malte Laurids Brigge over angst, onder andere ‘de angst dat ik niets zou kunnen zeggen, omdat alles onzegbaar is.’ Dat zet de toon, maar het definieert ook een ambitie: de angst dat alles onzegbaar is te boven komen en laten zien wat wel te zeggen valt.

De nood is in veel gedichten hoog: ‘Het water / staat laag, waarom bereikt het mijn lippen?’ heet dat in de laatste regel van het ‘Reguliersgracht’. Een mooie vondst, deze ontmoeting van twee werelden waarin laag hoog kan zijn en andersom waarschijnlijk ook mogelijk is. Zo is er meer, veel meer; Marsman is nogal citeerbaar. Dichten lijkt haar ook weinig moeite te kosten, alsof het tussen neus en lippen door op het papier komt. Dat zorgt er echter soms ook voor dat er te veel woorden lijken te zijn.

En liefde

Andere gedichten gaan over de liefde, over verloren liefdes vaak, waarin de ik-persoon zich van haar vileine kant toont:

Ik had acht maanden een relatie met je, maar ik was al die tijd lesbisch.
Ik bleef in je buurt, want je beste vriendin was zo knap.
Sorry.

Dit is de eerste variatie uit het gedicht ‘Variaties op Variations on a Theme by William Carlos Williams door Kenneth Koch’. De gedichten van Williams en Koch schijnen nog door Marsmans regels heen en doen daarin denken aan de serie ‘Palimpsest’ eerder in de bundel.

Een palimpsest: dat wat er niet meer is nog wel zien in, rond, naast dat wat er is. Berlijn, bijvoorbeeld, is een levende palimpsest: een stad waar de afgebroken Muur nog overal zichtbaar is. In deze gedichten vindt Marsmans simpele, misschien zelfs wat kinderlijke stijl een evenknie in wat in haar woorden weggelaten is. Wat er wel staat wordt versterkt door wat er ooit gestaan heeft.

Het hoogtepunt van De eerste letter is een andere cyclus over liefde: het vijfdelige ‘Een kus’. Kleine, bondige gedichtjes waarin Marsman het beste van zichzelf laat zien. ‘Zijn we toch maar mooi uit eenwording / twee gewonden geworden,’ bijvoorbeeld, of ‘Want als je even op me wil gaan liggen, / ben ik de onderkant van je verlangen.’

Overwonnen

Uiteindelijk lijkt Marsman haar angsten verwerkt te hebben. Het laatste gedicht suggereert een nieuw begin: ‘Ik moet iets uittekenen / wat een landkaart zal blijken, een tocht beginnen, / mooi en onuitputtelijk zijn, als woorden, als worden.’ Misschien wordt dat nieuwe begin hier geforceerd, maar het is de vraag of dat van belang is. De toon van De eerste letter is zekerder dan die van Marsmans debuutbundel. Dat is het nieuwe begin.

De gedichten in De eerste letter zijn soms te vol van zichzelf: dan wordt er te veel gedacht en staan er te veel woorden. Die poëzie mist richting en een juiste vorm; wanneer die vorm wel gevonden is, gebeurt er iets moois. De eerste letter is gezet, met het zelfvertrouwen dat de beste gedichten in deze bundel kenmerken, zullen er nog vele volgen.