Boeken / Fictie

Wiener maakt zich er vanaf

recensie: L.H. Wiener - Eindelijk volstrekt gelukkig

Sinds L.H. Wiener verhalen en romans schrijft, doordringt hij zijn lezer van een aantal zich steevast herhalende faits divers. Zoals daar zijn: de late waardering die hem ten deel is gevallen, de teloorgang van Zandvoort (waar hij opgroeide), misantropie, treurig leraarschap Engels aan een gymnasium, de woonplaats Haarlem en het vervroegd pensioen.

Schrijverschap en leven verknoopt hij hardnekkig, getuige ook de bevallige drie ex-leerlingen met wie hij het, als een Adonis zijns ondanks, heeft weten aan te leggen. Een hunner werd de moeder van zijn twee kinderen. Alle drie verhoudingen eindigden rampzalig. Het is niet verzonnen en maakt binnen het vertelkader toch deel uit van fictie, een paradox waarvan de schrijver zich denkt te verlossen in zijn recente roman Eindelijk volstrekt alleen. Daarin keert hij hoofdpersoon en alter ego Victor van Gigch binnenste buiten tot Lodewijk Wiener. Die naam kan binnen genoemde paradox net zo goed voor een pseudoniem doorgaan, dus de vraag is gewettigd of de schrijver met zijn excercitie veel opschiet. De wisselwerking tussen fantasie en feit moet het helaas niet hebben van een uitwerking die de lezer op het puntje van zijn stoel brengt.

Allegaartje

De excercitie voltrekt zich in een lappendeken van teksten die de schrijver voor onderling verbonden houdt, zo meldde hij in interviews. ‘Totaalroman’, zegt hij, doelend op het allegaartje van invallen, herinneringen en brieven dat zonder noemenswaardig plot de bladzijden beslaat, alles doorspekt met een enigszins obligate zweem van hopeloosheid.

Dat obligate kan te wijten zijn aan de indruk dat Wiener zich op zijn misantropie voor laat staan, om niet te zeggen dat hij er ietwat mee koketteert. Natuurlijk, dat houdt verband met de stilistische trekken van Gerard Reve en Jeroen Brouwers die zijn werk kenmerken, twee vrolijke fransen met wie Wiener dan ook veel op heeft. Maar zoals vaker is ook hier het voorbeeld origineler en compacter dan de navolging. Wieners originaliteit zou winnen als zijn redacteur hem zou kunnen intomen. Laten kappen en snoeien dus. Een beetje meer plot zou ook winst zijn. Hij heeft verhalen geschreven die bewijzen dat het er wel degelijk in zit.

Krikpil

Ook is er humor, want Wiener zegt dat belangrijk te vinden voor zijn proza. Maar helaas, zijn humor is aan de flauwe kant en moet het vaak hebben van overdreven plechtstatige formulering, wat Reve wel meesterlijk kon.

Wieners stilistische beperking lijkt gelijke tred te houden met het amoureuze falen dat als een rode draad door het werk loopt. Het zou flauw zijn daarmee alleen te doelen op de zogenoemde krikpil die hij van node had om de laatste van zijn ex-leerlingen te bedienen. Die pil zou kunnen staan voor een hardnekkige keuze voor jeugdige minnaressen en voor de fatale afloop van die liefdes. Dit gegeven zorgt voor veel beschrijvende herhaling, maar veel opheldering of verdieping levert dat niet op. Wel laat Wiener los dat leeftijdgenoten van het vrouwelijk geslacht hem altijd aan zijn moeder doen denken. Je zou dieper graafwerk mogen verwachten.