Boeken / Fictie

Mijn (te) kleine oorlog

recensie: Kurt Vonnegut (vert. Aukelien Weverling) - Armageddon achteraf

Armageddon achteraf is het eerste postume wapenfeit van de Amerikaanse schrijver Kurt Vonnegut, die in 2007 overleed. Een verzameling van dertien nooit eerder gepubliceerde verhalen die één thema gemeen hebben: van oorlog wordt werkelijk niemand beter.

Eén gebeurtenis is van blijvende invloed geweest op het leven en werken van de schrijven: het bombardement van Dresden in 1945, waarbij tienduizenden burgers om het leven kwamen. Vonnegut was daarbij aanwezig als krijgsgevangene en zag, toen de rook om zijn hoofd was verdwenen, gruwelijke dingen die een mens eigenlijk niet zou mogen zien.

Het zou Vonnegut om begrijpelijke redenen zijn leven lang achtervolgen. In 1969 leidde het tot zijn bekendste roman, Slaughterhouse-Five, waarin hij de gruwel van de oorlog combineerde met bizarre humor en absurde zijsprongen, wat het effect alleen maar vergrootte. Die grillige maar o zo effectieve mengeling van humor, fact en (science)fiction zou de rode draad in zijn oeuvre worden. Zo ook in Armageddon achteraf.

Afleggertje

‘Nooit eerder gepubliceerd’ staat veelal synoniem voor ‘restjes waarmee we na de dood van de auteur nog even mee langs de kassa passeren’. Dat is helaas ook een beetje de indruk die je krijgt bij het lezen van deze bundel. De verhalen halen nergens het niveau dat van Vonnegut te verwachten is: ofwel ze maken een ondermaatse indruk – Vonneguts laatste werkstuk, een speech, slaat werkelijk nergens op en lijkt een zielige poging eens lekker anarchistisch uit de hoek te komen – ofwel is het allemaal al eens gezegd en bijgevolg een afleggertje van eerder en beter werk.

Dresden, na het bombardement

Dresden, na het bombardement

Armageddon achteraf is echter niet volledig overbodig en doet op de beste momenten wel wat denken aan dat andere meesterwerk over de absurditeit van de oorlog: Célines Reis naar het einde van de nacht. Dat is te danken aan het onmiskenbare en eigenzinnige talent van Vonnegut dat hoe dan ook komt bovendrijven. Zo strooit hij bij momenten kwistig puntige oneliners rond: ‘Mijn vrouw stierf kort daarop, aan de zeldzaamste van alle doodsoorzaken, een natuurlijke dood.’ En uit zijn beschrijvingen van het Dresdenbombardement en de nasleep daarvan blijkt hoe dicht hij op die mensonterende gruwel zat:

We braken door een keldermuur heen en ontdekten een stinkende brij van meer dan honderd lijken. Het vuur moest erdoorheen geraasd zijn voordat het gebouw instortte en de uitgangen versperd raakten, want het vlees van diegenen die er lagen had de textuur van pruimen.

Herinnering

Twee stukken uit de bundel stijgen boven de middelmaat uit: ten eerste het verhaal ‘De eenhoornval’, dat zich in de Middeleeuwen afspeelt maar toch heel mooi de tijdloze waanzin van strijd en verwrongen machtsverhoudingen blootlegt. Ten tweede – en hier heeft Vonnegut zelf niets mee uit te staan – de inleiding van zijn zoon, waarin die op geestige wijze in enkele pennentrekken zijn vader probeert te schetsen. Wat bijvoorbeeld hiervan te denken: ‘Toen ik klaagde dat ik voor een artikel waar ik een week aan geschreven had maar vijftig euro betaald kreeg, zei hij dat ik moest bedenken hoeveel het me gekost zou hebben als ik een advertentie van twee pagina’s had geplaatst om te verkondigen dat ik kon schrijven.’

Als grafschrift weegt Armageddon achteraf absoluut te weinig, maar als herinnering aan een unieke schrijver heeft het toch zijn waarde.