Boeken / Non-fictie

In de DDR waren zelfs kinderen staatseigendom

recensie: Katrin Behr en Peter Hartl (vert. Annemarie Vlaming) - De dag waarop de DDR mijn moeder meenam

.

Toch verlangden na 1989 veel Oost-Duitsers terug naar het dagelijks leven ten tijde van de DDR. Deze zogenoemde ostalgie bestond vooral doordat de DDR geen werkloosheid en armoede kende, terwijl juist veel Oost-Duitsers na de Duitse eenwording met de kapitalistische Bondsrepubliek in 1990 hun baan verloren.

Maffiapraktijken


Het aangrijpende boek van Katrin Behr (1967) gaat over haar droevige jeugd, eenzaamheid en de zoektocht naar haar identiteit. Daarnaast gaat Behr in op het onpersoonlijke karakter van de Stasi. Ze beschrijft hoe de Stasi zonder scrupules kinderen van hun ouders scheidde, als deze als vijanden van de staat werden beschouwd en dus niet geschikt waren voor het opvoeden van toekomstige Oost-Duitse modelburgers.

Op 6 februari 1972 overkwam dat Katrin (toen vierenhalf) en haar broer Mirko. Moeder werd opgepakt wegens ‘vluchtgevaar’ naar het Westen en moest haar kinderen gedwongen ter adoptie afstaan. Haar kinderen belandden in het kindertehuis van Gera in afwachting van herplaatsing in een gezin dat wel aan de strenge eisen van het regime kon voldoen.

Hartvochtige opvoeding

Wat volgt is een indringend relaas van een meisje dat door het verlies van haar moeder van alle zekerheden wordt beroofd. Hoewel de introverte Katrin mensen wantrouwt, voelen haar nieuwe pleegouders aanvankelijk ‘nog als het verdiende loon van haar biologische moeder’. Maar dat verandert snel. Ironisch genoeg woont Katrin nu bij een Stasi-medewerkster. Door haar rigide huisregels en hartvochtige opvoeding wordt Katrin steeds eenzamer. Alleen de gedachte aan haar echte moeder houdt Katrin overeind.

Behr moet het niet van haar schrijfstijl hebben. Die is ondanks de hulp van journalist Peter Hartl weinig sprankelend. Wat het boek echter de moeite waard maakt is Behrs weergave van de geraffineerde wijze waarop de machthebbers in de DDR zijn burgers van jongs af aan in de tang hadden. De nieuwe generatie socialistische strijders moesten, zonder het zich vaak volledig te beseffen, voortdurend de liefde voor de staat betuigen en werden tegelijkertijd steeds gewezen op de gevaren uit het Westen.

Stichting


Pas in 1991 ziet Katrin haar echte moeder weer. ‘Mijn hele leven lijkt naar dit moment te hebben geleid’, zegt Behr daarover. Het weerzien voelt meteen vertrouwd. Toch komt het tussen moeder en dochter niet meer goed. Behr probeert haar beide moeders nog met elkaar te verzoenen, maar ook dat mislukt jammerlijk. Na verschillende zware depressies, een gokverslaving en suïcidale neigingen bezoekt Behr – inmiddels zelf een gescheiden moeder van twee kinderen – in 2002 een psychotherapeut.

Gelukkig neemt Behr daarna het heft in handen. Ze bekijkt het dossier van haar moeder en begrijpt nu pas wat zij heeft doorgemaakt. Dankzij haar stichting voor slachtoffers van gedwongen adoptie kan zij met haar eigen verleden afrekenen. De DDR blijkt honderden kinderen als hun eigendom te hebben beschouwd, want de toeloop is enorm. Met veel geduld en empathie biedt Behr hulp. Begrijpelijkerwijs voelt de hereniging van ouders met hun kinderen, die net als Behr zelf hun teddyberen met anderen moesten delen, alleen daarom al voor haar als de ultieme morele overwinning op de DDR.