Boeken / Fictie

Uren met Jorge Volpi

recensie: Het einde van de waanzin

Het einde van de waanzin is een boek vol filosofie, politiek, psychologische complexiteiten en monologen die alleen nog de voetnoten missen om op passages uit een proefschrift te lijken. Maar het is helaas geen leesbare roman.

Jorge Volpi (Mexico-stad, 1968) is een van de schrijvers die zichzelf rond 1996 tot de Crack-groep benoemden, een club van jonge (nou ja, jongere) Mexicaanse schrijvers die zich afzetten tegen illustere voorgangers als Mario Vargas Llosa, Gabriel Márquez en Carlos Fuentes (die zichzelf de Boom-groep noemden, vandaar). Andere leden van de groep zijn Eloy Urroz, Pedro Ange Palou, Ignacio Padilla, Vicente Herrasti en Ricardo Chávez Castañeda. De leden van de groep keren zich tegen ‘gemakkelijke’ Zuid-Amerikaanse literatuur van het kaliber Isabel Allende en Laura Esquivel en tegen het in Zuid-Amerika wijdverbreide magisch-realistische genre. Maar ook het ‘Amerikaanse neo-realisme’ wordt verworpen: geen sociale drama’s, maar boeken die intellectueel verantwoord zijn, overpeinzingen ‘over de geschiedenis van het denken’.

Concreet leidt dat tot romans die inderdaad verre van licht, maar complex en veelomvattend zijn en van de lezer minstens een basiskennis van de belangrijkste 20ste eeuwse denkers en hun werk eisen, en meestal nog wel meer. Volpi, die het graag groots aanpakt, probeert in zijn oeuvre tot nu toe zo’n beetje alle grote utopieën van de vorige eeuw onder de loep te nemen. Hij deed dat eerder in onder andere De zoektocht naar Klingsor (2001), een spionageroman die speelt tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Vermoeiende verwikkelingen

~

In Het einde van de waanzin stapt Volpi over op een volgend tijdsgewricht: de jaren van de Parijse studentenrevolte. De roman volgt Aníbal Quevedo, een Mexicaanse arts en psychoanalyticus die om onverklaarbare redenen verzeild raakt in het Parijs van ’68, een stad in oproer vol demonstrerende studenten en geniale structuralisten. Voor de deur van een beroemde collega, Jacques Lacan, ontmoet Quevedo Claire, een studente psychologie (alweer) waar hij spontaan verliefd op wordt en die hij de daaropvolgende twintig jaar zal blijven volgen. Die zoektocht naar de steeds van hem wegvluchtende Claire leidt langs vele intellectuele grootheden, zoals Michel Foucault, Louis Althusser en Roland Barthes, en langs politieke fenomenen als Fidel Castro, Salvador Allende en subcommandante Marcos, die meestal als sprekende personages worden opgevoerd. Tenslotte keert Quevedo terug naar Mexico, waar hij het kritische blad Tal Cual (inderdaad, naar Tel Quel) opricht. Hij komt in grote problemen wanneer uitkomt dat hij de omstreden president Carlos Salinas in het geheim in analyse heeft genomen. Dan gaat Claire er ook nog eens definitief vandoor en Quevedo pleegt zelfmoord, iets waar de lezer na die meer dan vierhonderd pagina’s ook wel aan toe is. Uren met Jorge Volpi hakken erin.

Tussen de vermoeiende verwikkelingen door bestaat het boek namelijk voor het merendeel uit inderdaad intellectueel verantwoorde, maar meer dan oersaaie dialogen over zo’n beetje ieder filosofisch, sociologisch, psychologisch of politiek onderwerp dat er maar te verzinnen valt. De plot van Het einde van de waanzin doet er eigenlijk niet zoveel toe, maar wordt hier samengevat om de grote onverschilligheid van de auteur voor de waarschijnlijkheid van zijn verhaal te laten blijken. Voeg daarbij nog de uitzaagpersonages als de onbegrijpelijk aantrekkelijke Claire, de karikaturale optredens der grote denkers (die als evenzovele blokken voor Claire vallen) en Volpi’s irritant bombastische stijl (op de flaptekst heet die ‘virtuoos en hilarisch’) en we hebben alle componenten voor een boek dat misschien geschikt is om zichtbaar in de kast te zetten ter imponering van erudiete vrienden, maar zeker niet om te lezen. Volpi weet er echt wel alles van, maar in het schrijven van een leesbare ideeënroman – toegegeven, een erg moeilijk genre – is hij allerminst geslaagd.