Boeken / Fictie

Niets dan voordracht, niets dan gedicht

recensie: Joost Baars en Thomas Möhlmann (red.) - 30 + 30: Zestig gedichten uit binnen- en buitenland

.

Een volkomen dwarsdoorsnede is het moeilijk te noemen, maar met de dichters die aan deze marathon deelnamen, was in ieder geval een brede greep uit dichtend Nederland te beluisteren; van oude rotten tot debutanten. Veel van de bijbehorende buitenlandse gedichten zijn afkomstig van negentiende en twintigste-eeuwse dichters. Bekende namen als Rilke, Apollinaire en Schwitters komen voorbij, maar ook minder bekend ouder en hedendaags werk is vertegenwoordigd.

Die avond in Perdu was een avond zonder poespas, zonder aftiteling, met puur een constante stroom poëzie beloofd. Slechts een projectie van een naam tegen de achterwand van de zaal zou verraden wie er sprak. Hoewel in de loop der avond de toelichting en het geroezemoes toenamen, hielden de meeste aanwezigen zich hier bijzonder goed aan. Opening van de avond Alfred Schaffer kwam op, droeg voor en ging af. Follow-up Els Moors volgde zijn voorbeeld. Van extra lef getuigden zij die zonder pardon in een de toehoorders waarschijnlijk niet bekende taal begonnen, zoals Erik Lindner in het Hongaars van János Pilinszky en Marc Kregting in Lejzer Zamenhofs Esperanto.

Engelachtig
De combinatie van eigen en andermans teksten werkte goed. Els Moors’ titelloze bijdrage bijvoorbeeld was opgebouwd uit lange bemerkingen in korte regels van soms absurdistische, wonderlijke strekking. De ik-figuur, een tuinman in skipak, in de hand een plastic mand voor melk, besluit in dit gedicht:

ik ga niet over één nacht ijs

als ik mijn benen spreid
doe ik alsof het vleugels zijn

In sommige gevallen sloot de eigen en de buitenlandse tekst mooi op elkaar aan. Louis Lehmann gaf aan dat hij het ‘Rottinglied’, naar Libby Houstons ‘Rotting Song’, het beste op een wijsje kende, waarna hij op kalm gemak zong van rustig rottende oude groene kaas, zwetend vlees en harige geplette pruim. Het lied toont een huiselijkheid – maar wel een vieze! – met een vreemd humoristische insteek, ook een kenmerk van zijn eigen ‘Sfeermakend stukje’:

Er staat een trap op straat,
een oude trap om nee tegen te zeggen,
een trap die je niet zou toestaan je aan te spreken,
een trap die je niet in je huis zou dulden.

Emo-thriller
Dat het voor dergelijke gelegenheden munten van andermans poëzie ook schrikbarend kan uitpakken toonde Willem Thies in zijn voordracht van ‘Todesfuge’ (in de bundel vertaald als ‘Fuga van de dood’) van Paul Celan. In dit gedicht, waarin de dood – de kampen in nazi-Duitsland – op verschillende symbolisch beladen wijzen tot thema is, worden slechts enkele beelden en gebeurtenissen in steeds iets gewijzigde zinnen herhaald. Nu is niet alleen Thies’ gesproken Duits geen Duits maar klonk het als gewoon Nederlands, terwijl hij waarschijnlijk een poging deed om Paul Celan zelf te imiteren. Ook gaat hij met de tekst vrijelijk aan de haal door er met zijn opbouwend sneller en wanhopiger spreken een soort emotioneel uithalende Romeo en Julia van te maken. Maar dit gedicht, waarbij de spanning dusdanig zwaar in de tekst gelegen is, verdraagt het niet tot emo-thriller te worden gemaakt. Een paar minuten en Celans tekst wordt bloedeloos vernacheld.

Nee, een dichtersmarathon is geen doorlopende stroom woorden. Samuel Vriezen koos bijvoorbeeld een compositie voor stem door Jürg Frey, ‘WEN 51‘, waarin stille pauze nog wel het belangrijkste element is. Met tussenpozen van soms ruim een minuut volgen op de seconde nauwkeurig losse woorden:

0:10 Stein

0:15 Glanz

0:20 Stein

0:25 Glanz

Enig vormexperiment, waaronder heel korte of juist hele lange gedichten, is Vriezen niet vreemd. Het getuigt van goede beheersing dat hij deze minuten van overwegend stilte het publiek vrijwel doorlopend weet te laten luisteren.

Carla Bruni

Ook voor wie er niet bij was in Perdu is er gelukkig de bundel. Daarbij kan hoogstens over de vertaling – hier in veel gevallen van de hand van de deelnemende dichters zelf – worden getwist. De makers zijn hier geplaatst in alfabetische volgorde en, anders dan op gedichtendag, staan eigen en gekozen werk er één op één. Het geheel geeft een klein kijkje in wat de dichters zelf waarderen, misschien waar zij van leren of eenvoudigweg waar zij een publiek op willen wijzen. Voor de buitenlandkeuze van Jan Baeke was dit, toegegeven, het geval: ‘Ik nam dit gedicht al voor een eerdere editie, maar kies het nu weer omdat het nu in de bundel terecht zou komen.’ Zodoende geldt: lees voor het best bewaarde poëtische geheim volgens Baeke ‘Een man die schrijft’ van Russell Edson.

Als in Perdu na ongeveer drie uur F. Starik de avond afsluit onder de zachte klanken van de William Butler Yeats-zingende Carla Bruni (‘Those dancing days are gone’) heeft de veelkleurige poëzieparade eigenlijk nog te kort geduurd. Inderdaad, gelukkig is er de bundel.