Boeken / Fictie

De viriele man en de joodse mamma

recensie: Joël Dicker (vert. Manik Sarkar) - De waarheid over de zaak Harry Quebert

Het zou ‘de literaire sensatie’ van het jaar moeten zijn – of in ieder geval van het seizoen. Het zou fijn zijn geweest wanneer Joël Dickers tweede roman, het dikke De waarheid over de zaak Harry Quebert, ook daadwerkelijk goed zou zijn.

Marcus Goldman is de bestsellerauteur van één roman. Die status dankt hij aan zijn gewiekste uitgever, die de media uitstekend weet te bespelen. Maar twee jaar na deze sterrensprong naar de top van de literaire wereld ligt er nog geen nieuwe roman: Marcus heeft last van een writer’s block en dreigt door zijn uitgever vervolgd en kaalgeplukt te worden wegens contractbreuk. Marcus maakt graag gebruik van een telefoontje van zijn vroegere mentor, Harry Quebert, om hem op te zoeken in Aurora, New Hampshire.

Een idyllisch en typisch Amerikaans plekje, zo lijkt het: omringd door bossen en natuur, met een diner en een sheriff in het centrum. Een beetje zoals de straat op het schilderij van Hopper dat de kaft van de roman siert. Of zoals Californië in Peter Buwalda’s Bonita Avenue (2010). Helaas blijkt de grote en viriele Harry Quebert een moordenaar te zijn en Aurora is in alle staten. Sterker nog, heel de VS is geschokt. Marcus gaat op onderzoek uit, overtuigd van de onschuld van Quebert.

Het viriele mancliché

Dat onderzoek loopt vrij voorspoedig. Al snel heb je als lezer door dat de politie in Aurora grove steken heeft laten vallen, als blijkt dat ze niet eens iedereen die Quebert ook maar een beetje kent hebben ondervraagd. Dat maakt Marcus’ zoektocht erg makkelijk en één groot cliché.

Quebert is het gedroomde stereotype van een vitale oudere man zoals Hollywood voorstelt dat iedereen moet zijn. Hij is rustig, ‘vertrouwenwekkend als altijd’, zonder aarzeling, charismatisch, zelfverzekerd, drager van een natuurlijk gezag; ondanks zijn leeftijd zag hij er ‘nog goed uit, met een grote bos grijs haar dat altijd in model zat’, en hij heeft ‘brede schouders en een krachtig lichaam, waaraan je kon afzien dat hij jarenlang gebokst had.’ Het type man dus dat arrogant overkomt en je onvervaard de les leest. Dat doet hij gelukkig ook af en toe – tot hij in de gevangenis belandt voor een oude moord op een jong meisje, waar hij breekt en fysiek verschrompelt.

Is dit satire?

Deze typering staat op bladzijde 27, en dan volgen er nog zo’n zeshonderd pagina’s. Marcus’ moeder belt zich af en toe het verhaal binnen, om dan de roddelzieke joodse mamma te spelen die alleen maar oma wil worden. Marcus gaat samenwerken met een sergeant, die hij de hele tijd ‘sergeant’ noemt, terwijl hij zelf met ‘schrijver’ wordt aangesproken – tot de agent een keer ‘Marcus’ zegt: dat wordt dan benadrukt, want wat als de lezer daar overheen leest?

Misschien is dit allemaal satire. Wanneer Marcus met zijn agent of zijn uitgever spreekt, is het dat zeker. Die zijn beiden niet serieus te nemen: de ene keer poeslief, de volgende keer bereid Marcus een poot uit te draaien. Als nieuwe beroemdheid geeft hij feestjes waar zoveel mensen op afkomen, dat hij maar een kwart van de aanwezigen kent. Maar de rest van de roman? Daar lijkt wel degelijk een serieus verhaal verteld te worden.

Niet af

Dit alles wordt gebracht in een ingewikkeld jasje: de hoofdstukken lopen in omgekeerde volgorde van 31 tot 1, en bij elk hoofdstuk hoort een les van Harry aan Marcus; er wordt heen en weer gesprongen in de tijd om de achtergrondverhalen van secundaire personages weer te geven (alsof Dicker wist dat het verhaal in het heden te weinig om het lijf heeft); er is een pro- en een epiloog. Uiteraard begint Marcus zelf ook te schrijven aan een boek over de zaak Harry Quebert, waardoor de indruk gewekt wordt dat wat hij schrijft en wat de lezer leest hetzelfde is. Een leuk, maar weinig origineel en achterhaald spelletje.

Een literaire thriller, dat is wat deze roman wil zijn. Maar: een politieverhaal over de literaire wereld staat niet gelijk aan een literair verhaal. Nergens biedt De waarheid over de zaak Harry Quebert een origineel inzicht of verrast het de lezer, het proza is niet verzorgd – en dat ondanks dat Harry in een van zijn lessen aan Marcus toevertrouwt dat hij zich woorden eigen moet maken – en het verhaal zit boordevol clichés. Tegen het einde geeft Harry Marcus een laatste advies: ‘Boeken zijn net als het leven, Marcus. Ze zijn nooit echt af.’ Deze roman is niet ‘niet echt af’, hij is heel erg niet af.