Boeken / Non-fictie

Wedstrijdje wie de grootste aap is

recensie: Jitse Schuurmans - De versierkunstenaars

Voor zijn masterscriptie in de culturele antropologie ging Jitse Schuurmans drie maanden lang in San Francisco vrouwen versieren. Schuurmans verhaalt over zijn avonturen bij die quasi-wetenschappelijke onderneming in De versierkunstenaars, dat grotendeels leest als een aangedikt inkijkje in zijn dagboek, maar ook het nodige onthult over de verleidgemeenschap.

De ondertitel van De versierkunstenaars – ‘De verliezers van het Spel’ – is goed gekozen. De versierkunstenaars die Schuurmans ontmoet in San Francisco zijn bijna allemaal ongelooflijke losers: onaantrekkelijke en sociaal onaangepaste computernerds, naarstig op zoek naar ‘regels’ om vrouwen te versieren. Hun Amerikaanse ideaalbeeld van de ‘selfmade man’ wordt slim uitgebuit door de marketingmachine van de verleidgemeenschap, die deze jongens voorhoudt dat iedereen – met de juiste training – kan leren vrouwen te versieren.

Apen op een apenrots
Ondanks zijn ‘wetenschappelijke’ scepsis stort Schuurmans zich enthousiast in de verleidgemeenschap. Hij blijkt een natuurtalent in het verleiden, tenminste, vergeleken met zijn klunzige medeverleiders. Zo heeft hij binnen de kortste keren – en zonder trucs – zijn beeldschone huisgenootje Stephanie voor zich gewonnen, waarmee hij grote bewondering oogst. Door de waardering van de verleiders voelt hij zich gesterkt. En al is hij kritisch over het belang van status binnen de verleidgemeenschap en over hoezeer de mannen tegenover elkaar opscheppen om maar ‘de grootste aap op de apenrots’ te zijn, hij raakt wel steeds meer verstrikt in het spel.

De auteur leert over ‘hogere waardendemonstraties’ (het aan vrouwen laten zien dat je, bijvoorbeeld, humor, intelligentie, smaak of een hele dure auto bezit). Van de enige succesvolle verleider die hij tegenkomt, Tom, leert hij de wonderzin ‘Ik zag je lopen en ik vind je er geweldig uitzien. Ik zou mezelf voor mijn kop slaan als ik de kans om met jou te flirten aan me voorbij liet gaan.’ Het loopt uit de hand als Schuurmans besluit dat hij van Tom de ‘snelle escalatie’ wil leren (in zo min mogelijk tijd van ‘hoi’ tot seks). Volgens Tom moet je daarvoor agressief zijn, veel aan het meisje zitten en ervan uitgaan dat ‘nee’ ‘ja’ betekent. Ondanks verscheidene klappen in zijn gezicht zet Schuurmans door en weet hij te scoren. Echter, niet bij meisjes die hij werkelijk interessant vindt. Intussen groeit zijn schuldgevoel jegens Stephanie, die verliefd op hem is maar van wier gevoelens hij zich verder bitter weinig aantrekt. Schuurmans is hard onderweg een heel grote aap te worden.

Giftige vrouwenhaat

Leermeester Tom blijkt echter een nog grotere aap. Hij pikt Stephanie in en Schuurmans is door het dolle heen van jaloezie. Na een gesprek met lesbische huisgenote Fay komt de bezinning: hij is een klootzak geweest tegenover Stephanie en hij is alleen maar boos omdat hij overtroefd is. Vanuit de verleidgemeenschap wordt hij overspoeld door medeleven in de vorm van haat tegen Stephanie, die wordt uitgemaakt voor hoer. Nu pas lijkt Schuurmans zich echt te realiseren hoe diep de vrouwenhaat van de verleiders gaat, en dat het een haat is die geheel voortkomt uit angst en afwijzing. Hij vraagt zich af of hij ook vergiftigd is door de ideeën van de verleidgemeenschap.

De verleidgemeenschap wordt daarmee neergezet als een bijzonder ongezonde verslaving. Hun theorietjes over verleiden zijn gebaseerd op achterhaalde evolutiebiologie, hun meningen over man-vrouwverhoudingen aartsconservatief en de jongens zelf zijn gefrustreerde verliezers die buiten hun ‘league’ proberen te spelen maar niet genoeg realiteitszin hebben om de onmogelijkheid van die onderneming in te zien.

Schuurmans’ persoonlijke relaas over hoe diep hij is gezonken door zich over te leveren aan de ideeën van dit apenclubje is onthutsend. De versierkunstenaars wordt verlucht met veel studentikoze grapjes, voetnoten die grotendeels de spot drijven met de oorspronkelijke wetenschappelijke insteek, enkele sensationele seksscènes en Schuurmans’ voortdurende zelfreflectie. Maar het uiteindelijke gevoel dat je overhoudt aan het boek is vooral een plaatsvervangende schaamte voor zowel de verliezers als winnaars van het Spel.