Boeken / Non-fictie

Niet te geloven!

recensie: John Bering (vert. Bart Voorzanger) - Het Godsinstinct

In Het Godsinstinct tracht evolutionair psycholoog en overtuigd atheïst Jesse Bering te achterhalen waarom mensen al eeuwen geloven in een god, zonder dat daar ook maar het minste bewijs voor bestaat.

Het uitgangspunt is intrigerend: Bering stelt de vraag hoe het komt dat al die verschillende mensen doorheen de geschiedenis, in culturen die duizenden kilometers en eeuwen ver van elkaar gescheiden zijn, een godheid hebben aanbeden. En die, ondanks alle wetenschappelijke vooruitgang, blijven aanbidden? Hoewel het boek prettig wegleest, bewijst deze auteur dat wetenschappelijke literatuur voor een breed publiek schrijven niet iedereen is gegeven.

Een kwestie van ’theory of mind’

Bering presenteert al redelijk snel zijn hypothese voor het geloof – de ’theory of mind’ – en lijkt er meteen van uit te gaan dat dit de enige verklaring kan zijn. Dit wordt echter nooit echt duidelijk uit zijn betoog. Die ’theory of mind’ is een soort cognitief principe dat uniek is voor de mens: het laat ons toe het gedrag van anderen te voorspellen en te verklaren, omdat we er (vaak onterecht) van uitgaan hoe die anderen denken. En dat heeft ons als soort ook een evolutionaire voorsprong gegeven, omdat het een einde maakte aan onze ongeremde en impulsieve aard. Bering illustreert deze ’theory of mind’ met een geestig voorbeeld:

Als u ooit een ongelukkige vrouw met een naveltruitje bij de kruidenier hebt zien staan, haar benen als worstjes in een lavendelkleurige legging (…), en u afvroeg wat die mensen in ’s hemelsnaam gedacht moeten hebben toen ze voor het weggaan in de spiegel keken, is dat een goede aanwijzing dat uw ’theory of mind’ prima functioneert.

Een interessante gedachte, maar na een uiteenzetting over de ontwikkeling van die ’theory of mind’, houdt het vreemd genoeg opeens op. En maakt Bering van Het Godsinstinct een soort ‘best of’ van bevindingen over godsbesef en religie uit de filosofie, cognitieve psychologie en evolutiebiologie. Zonder echt geloofwaardig te maken waaróm het godsbesef uit die cognitieve toestand zou moeten voortvloeien.

Bedrogen

Berings collage is interessant, dat zeker, maar tot een overzichtelijk verhaal komt de auteur niet, omdat hij gewoon te vaak en te gretig autoriteiten citeert. Wie een boek koopt met als ondertitel ‘Waarom mensen geloven’, maar daar geen antwoord op krijgt, voelt zich bedrogen.

Dat neemt niet weg dat de anekdotes bij tijd en wijle verrassend en verhelderend zijn. Zo blijkt dat zelfs de grote denker en atheïst Jean-Paul Sartre tot het einde van zijn leven zichzelf erop betrapte te denken aan het idee van een schepper. Want, zo liet hij in gesprekken met zijn geliefde Simone De Beauvoir optekenen, hij zag de mens

als een wezen dat werd verwacht, wiens komst werd opgeroepen, dat in een bepaalde vorm al bestond. Kortom, als een wezen dat alleen uit een schepper lijkt te kunnen voortkomen… die gedachte is in strijd met vele andere gedachten die ik heb; maar ze is er wel, vaag. En wanneer ik aan mezelf denk, denk ik vaak enigszins op die manier, omdat ik niet op een andere manier kan denken

Betuttelend


En zo barst dit boek van dit soort fijne oneliners en geestige anekdotes, maar tot boeiende inzichten leidt het niet. Het probleem is dat Bering te veel zijn best doet om het publiek te vriend te houden. Het lijkt wel of hij probeert om het verhaal in je denkbeeldige huiskamer te komen voorlezen. Dat komt het onderwerp niet helemaal ten goede. Bovendien krijg je zo af en toe de indruk dat de auteur niet all the way wil gaan vanuit de veronderstelling dat we het anders toch niet zouden begrijpen. Betuttelend is hier het juiste woord.

Daaruit blijkt nog maar eens hoe moeilijk het is om voor een breed publiek te schrijven, zonder dat te onderschatten. Zeker op vlak van (anti)religie blijft Richard Dawkins het lichtende voorbeeld. Temeer daar deze schrijver ook nog eens zijn pen in bijtend gif doopt, terwijl het bij Bering allemaal wat vrijblijvend is.