Boeken / Non-fictie

Vorst, gemaakt door Napoleon

recensie: Jeroen Koch - Koning Willem I

Toen erfprins Willem Frederik op 30 november 1813 in Scheveningen terugkeerde uit ballingschap, werd hij ‘soeverein vorst’ van de Nederlanden. Anderhalf jaar later werd hij koning van wat nu de Benelux is. Nu is er Jeroen Kochs uitmuntende biografie van Willem I.

Koning Willem I verschijnt ter ere van de feestelijkheden rondom de viering van 200 jaar koninkrijk, tegelijkertijd met biografieën van Willem II en III. Al enkele malen eerder is het levensverhaal van de eerste Oranje-koning van Nederland opgetekend, maar deze uitgave lijkt de definitieve versie te gaan worden. Koch en zijn collega-biografen hebben in 2007 van Beatrix, toen nog koningin, toestemming gekregen in de Koninklijk Huisarchieven onderzoek te doen. Dat heeft zijn vruchten afgeworpen.

Koch houdt goed rekening met alle verschillende perspectieven van Willem I die hij dient te belichten. Hij besteedt niet alleen aandacht aan Willem als koning en bestuurder en de rol die hij gespeeld heeft in het vormen van het koninkrijk direct na het verdrijven van Napoleon. Er is ook voldoende te lezen over Willem Frederik (zoals hij vaak genoemd wordt om hem te onderscheiden van alle andere Willems) als familieman, als zoon en als vader; maar net zo goed vader van het Huis Oranje-Nassau, een van de koninklijke geslachten die bijna verdwenen onder het bestuur van Napoleon.

Napoleon

Onder druk van oprukkende Franse legers ontvluchtte de stadhouderlijke familie in 1795 de Republiek. Het was niet de eerste keer dat de toen 23-jarige Willem Frederik meemaakte dat anderen hem en de zijnen niet altijd goed gezind waren. Al in 1780 en 1787 braken er onlusten uit in de Republiek, die het stadhouderlijk gezag van zijn vader aantastten en de jonge erfprins moeten hebben gevormd. Zonder het continu expliciet te maken, toont Koch aan hoe in deze jeugdervaringen de kiem is gelegd voor zijn latere persoonlijkheid.

‘Sinds 1780 bepaalden [revolutie en oorlog] het lot van de Republiek en Willem Frederik,’ schrijft Koch, en later:

Willem Frederik zou nooit vergeten hoezeer zijn koningschap het product van politieke ontwikkelingen was. Daarvoor was de herhaalde ervaring van verdrijving en machtsverlies te ingrijpend geweest.

In 1803 kreeg Willem Frederik, dan hoofd van de dynastie, van Napoleon het recht om over  Fulda en enkele andere Duitse gebieden te regeren. In 1806 wordt hij hieruit echter weer verdreven en hij gaat in ballingschap in onder meer Berlijn. Napoleon werd zo de man die eigenhandig over het lot van het Huis Oranje-Nassau beschikte: als hij het had gewild, hadden ze nooit meer ergens aanspraak op kunnen maken. Ook later in zijn leven ontsnapte Willem niet aan de geest van de Franse keizer: zijn eigen bewind werd dikwijls met die illustere voorganger vergeleken.

Blunders

Zijn bestuurlijke ervaringen tot 1806 bepaalden hoe Willem I zou handelen op de Belgisch revolte in het najaar van 1830. Bij die dreiging van machtsverlies reageerde hij als door een wesp gestoken. De oude trauma’s die die gebeurtenis opentrok belemmerden hem bij zijn regeren. Hij handelde onbeholpen en dubbelzinnig, en droeg zo niet bij aan een goede uitkomst.

Het was niet de enige en ook niet de eerste blunder die Willem Frederik begin. Vakkundig wist hij vooral machtige buitenlanders tegen zich in het harnas te jagen. Zo was Arthur Wellesley, de hertog van Wellington, niet gecharmeerd van het optreden van de soeverein vorst bij Waterloo, waar hij een paar dagen voor de veldslag wegging om terug te keren naar Den Haag en zijn zoon het leger liet leiden. Zijn vlucht van het slagveld beet hem jaren later in zijn staart: Wellington, inmiddels Brits minister van Buitenlandse Zaken, was weinig genegen de koning te hulp te komen rondom de Belgische kwestie.

Continuïteit en verandering

In de media ging het bij publicatie van de koningsbiografieën vooral over de schandalen die aan het licht kwamen. Zo heeft Willem tussen 1807 en 1812 een tweede gezin gesticht bij een hofdame van zijn vrouw. Opzienbarend misschien, maar zeker niet de boeiendste passage in het boek. Schokkender zijn deze woorden, geschreven in de eerste dagen van de prille monarchie:

‘Ik besta ook zonder de constitutie,’ wierp hij zijn zoon voor. ‘De Staten-Generaal bestaan slechts bij gratie van de grondwet. Als zij de grondwet vernielen, zijn zij er niet meer en blijf ik alleen over.’

Hier spreekt een kleine dictator – al is het niet een zeer opvallende uitspraak voor die tijd. Willem I was voor alles een restauratiekoning, onderdeel van de monarchale beweging om macht te verkrijgen en te consolideren na de roerige revolutiejaren. Hij was de vorst, hij was de bestuurder. Later zal dit veranderen, na Willem Frederiks dood, tijdens het bewind van zijn zoon. Aan hem de taak de (vooral) financiële puinhopen van zijn vaders bewind op te ruimen, en dat in wederom roerige tijden.


Binnenkort verschijnt op 8Weekly.nl de bespreking van de biografie van Willem II.