Boeken / Fictie

Omheind de angst te lijf

recensie: Jan van Loy - De heining

In de derde roman van Jan van Loy, De heining, draait alles om angst. Angst voor het leven. Angst voor binding. Angst voor de ander. Angst voor het vreemde. En in welke bochten mensen zich wringen om die angst te beteugelen. De heining gaat over xenofobie op een paar vierkante kilometer.

Van Loy schept in zijn nieuwe boek een fictieve leefgemeenschap die vier straten bewoont aan de rand van een dorp. Het wijkje is omheind door onzichtbare muren en hekken, het wordt vierentwintig uur per dag in het oog gehouden door eeuwig snorrende bewakingscamera’s. De mensen in die straten, met de prozaïsche namen Noord, West, Zuid en Oost, verschillen in alles, behalve in hun ziekelijke angst voor de gevaren van de maatschappij van vandaag. Dat ook camera’s geen veiligheid kunnen garanderen, zal vanzelf blijken.

Windroos

De naamloze hoofdpersoon verhuist met zijn vriendin Debbie naar het afgeschermde villadorpje, de Windroos geheten. De bewoners van het dorp waaraan de Windroos is vastgebouwd noemen het echter de Heining. In de Windroos leeft ieder zijn eigen leven: mevrouw Dupont, een eenzame bejaarde wier angst voor alles wat buitenlands of gekleurd is haar binnen de omheining heeft geduwd. Meneer Kazan, de projectontwikkelaar die het wijkje heeft uitgedacht en gebouwd en die er zelf is gaan wonen met zijn vrouw en drie zonen. En Bril, een dandy die hard zijn best doet het geld van zijn overleden vader erdoorheen te jagen zonder verder ook maar iets van belang uit te voeren.

De schrijver Van Loy laat zich met dit verhaal van zijn meest actuele kant zien. Bijzonder is de terloopse wijze waarop Van Loy zijn maatschappijkritiek in deze roman beschrijft. Zonder ook maar een keer expliciet te worden, legt Van Loy de vinger enkele keren op de pijnlijke plek: een volstrekt veilige samenleving is een illusie, de boze buitenwereld is vol van gevaren en risico’s. Het boek ademt de eenentwintigste eeuw, het is op de huid van deze tijd en de tijd die nog komen gaat, geschreven. Het is een pleidooi tegen de xenofobie die als een leger houtwormen de steunbalken van onze democratie aan het omknagen is. Van Loy is bondig zonder kortaf te worden en af en toe schurkt hij in zijn absurdisme en virtuositeit tegen landgenoot Brusselmans aan (bijvoorbeeld wanneer de hoofdpersoon tegen een belspelmeisje roept: ‘Zoek zelf een beroep, gezonnebankte kakdweil!’), maar is inhoudelijk sterker. De heining wisselt humor, absurdisme, spanning en kafkaëske trekjes in hoog tempo af.

Thriller

Het is juist dat hoge afwisselingstempo dat tevens de achilleshiel van het boek vormt. Het lijkt erop alsof de ambitie van de schrijver en het beperkte aantal bladzijden waarin hij deze ambitie tracht te verwezenlijken met elkaar in tegenspraak zijn. De stijl is vlot en bijwijlen humoristisch, de gebeurtenissen zouden in de gemiddelde thriller niet misstaan en het motief is ontregelend. Het feit dat deze drie in het merendeel van de ultrakorte hoofdstukken met elkaar verweven worden, zorgt ervoor dat geen van de drie werkelijk uit de verf komt. De humoristische stijl detoneert hier en daar met de afschuwelijke gebeurtenissen; de reële spanning verliest terrein door de soms volkomen irreële enscenering en diezelfde irrealiteit maakt dat zowel de humor als de spanning uiteindelijk ten onder gaan. Kortom, het is schipperen tussen drie genres.

Jan van Loy bewijst dat hij die drie genres alle drie aankan. In zijn pen schuilt een fijne politiethriller, een hilarisch nonsensboek en misschien zelfs een magisch realistische roman. Echter, een combinatie van die drie is te veel gevraagd. De heining blijft een vermakelijk, goed geschreven boek, maar het is toch niet de verontrustende maatschappijkritiek geworden die de schrijver voor ogen moet hebben gehad.