Boeken / Fictie

Een verhaal over mensen

recensie: Indra Sinha (vert. Lidwien Biekmann) - De mensen van Beest

De giframp in Bhopal (India) is één van de vergeten rampen in de wereld. In 1983 ontplofte daar een tank met 43 ton giftig gas. Duizenden mensen stierven, vele tienduizenden moesten voortaan blind, met ademhalingsproblemen of onvruchtbaar door het leven. Kinderen werden dood of gehandicapt geboren en reeds geboren kinderen kregen groeistoornissen. Zo’n vervormd kind is Beest, hoofdpersoon van de roman De mensen van Beest van Indra Sinha.

De ruggegraat van Beest is vergroeid, waardoor hij niet meer rechtop kan staan. Zijn kont steekt parmantig de lucht in, terwijl hij zich op handen en voeten voort beweegt. De neus van Beest steekt permanent in de goot.

Als ik opkijk, zie ik iemands kruis. Totaal andere wereld is dat, onder het middel. En geloof me, ik weet wie zijn ballen niet heeft gewassen, ik kan piskruisen en strontbillen ruiken waarvan de vage stank niet helemaal tot jouw neus opstijgt, scheten stinken veel erger.

Ruw en ongebonden

Beest was ooit – voor de giframp – een jongen, maar daar wil hij niet aan herinnerd worden. Hij wil ook niet bij de slachtoffers horen, door wie hij omringd wordt in de sloppenwijk waar hij woont. Hij wil helemaal geen mens meer zijn. Beest is een beest, ruw, smerig en ongebonden aan regels.

Indra Sinha
Indra Sinha

Tenminste, zo zet Beest zichzelf neer. Al snel blijkt dat deze harde puber in zijn hart toch allerlei zachte plekken heeft. Bijvoorbeeld voor Ma Franci, de dementerende Franse non die hem heeft opgevangen nadat zijn ouders overleden in de nacht van het gif, voor Huriya en Hanif, de gehandicapte grootouders van Aliya, voor de negenjarige wees Aliya zelf en voor Farouq, Beests beste vriend en grootste treiterkop. Indra Sinha omringt de puberende Beest door mensen die van hem houden, maar zelf ziet Beest dat niet. Beest ziet zichzelf als een lone ranger, een onbehouwen vrije jongen, maar Indra Sinha laat op subtiele wijze uit zijn eigen woorden een eenzame, loyale en zelfs bij vlagen lieve jongen spreken.

Gratis kliniek

Dan wordt Beest, bedelend bij een restaurant, verliefd. Hij leert Nisha kennen, een meisje uit een veel betere buurt, met een vader die ooit een beroemde zanger was, voor de giframp hem van zijn adem beroofde.

“Is bedelen leuk?”
Dat verrast me, niemand heeft me ooit eerder zoiets gevraagd. Het meisje bukt zich om Jara te aaien, haar haar valt voor haar gezicht, mooi is ze misschien niet maar ze heeft iets liefs, dat zie je soms bij mensen die niet knap zijn.
“Is honger hebben leuk?” antwoord ik. “Nee, dus hou op met die grappen en geef me vijf roepie.”

Beest komt terecht in een andere wereld. Deze mensen zijn niet bereid hun lot lijdzaam te ondergaan, deze mensen willen onder inspirerende leiding van Zafar, vechten voor rechtvaardigheid. Wanneer dan bovendien tegenover het huis van Nisha en haar vader een gratis kliniek voor slachtoffers wordt geopend door de jonge Amerikaanse dokter Elli (die een eigen verleden te ontvluchten heeft), staat het leven van Beest op zijn kop.

Vergeten ramp

Indra Sinha heeft de touwtjes over zijn verhaal stevig in handen. De lijntjes van Beests groei naar volwassenheid, de rechtszaak tegen eigenaren van de Kampani (de giffabriek) en de komst van een gratis kliniek laat Sinha op logische wijze samenkomen. Beest beseft langzaam dat ook hij een plaats heeft tussen de mensen, ja sterker zelfs, dat de mensen graag wíllen dat hij bij hun hoort. Het is dan ook jammer dat het einde van het verhaal ontspoort in een hallucinatoire reprise van de rampnacht, waarbij Beest diep in zijn dierlijke zelf duikt, alvorens hij definitief mens kan worden. Zo’n bombastisch einde had niet gehoeven. Het personage Beest is sterk genoeg om zijn eigen verhaal te dragen.

Het leven bij zijn mensen is Beest van harte gegund. Hun strijd tegen de eigenaren van de gasfabriek in het denkbeeldige Khaufpur gaat door. Dat is ook de werkelijkheid, de strijd tegen de eigenaren van de chemische fabriek in Bhopal is nog niet gestreden. Het is nu 23 jaar geleden en nog steeds lijden de mensen onder de gevolgen. Indra Sinha roept in dit boek om aandacht en hulp voor de vergeten ramp. Zij zijn ook mensen, de mensen van Beest.