Boeken / Fictie

Pas op: egodocument

recensie: Hanz Mirck - Het godsgeschenk

De Nederlandse letteren wordt sinds de jaren negentig geteisterd door een steeds verder uitdijende ziekte die zijn verwoestende werk voortzet tot in de diepste regionen van de literatuur. De ene na de andere schrijver raakt besmet met een koortsachtige aanval van exhibitionisme, die gegarandeerd uitmondt in het op schrift stellen van een vuistdikke levensgeschiedenis. In de meeste gevallen levert dit slechts dwangmatige navelstaarderij op dat de moeite van het lezen nauwelijks waard is. Het blijft dan ook een raadsel waarom er steeds weer schrijvers opduiken die zich overgeven aan de ongezonde inperking van hun verbeeldingskracht, ten gunste van het oprakelen van de onwelriekende resten van hun eigen schamele verleden.

Het enige medicijn tegen deze hardnekkige plaag is de gedwongen invoering van een waarschuwingssticker met daarop de woorden: ‘Pas op: egodocument’, waaronder in een iets kleiner lettertype te lezen staat: ‘Bevat schokkende trivialiteiten waarmee broodschrijver A. te B. zich oefent in de edele professie van de navelstaarderij.’ Hoewel Het godsgeschenk, de debuutroman van de dichter Hanz Mirck, minder onleesbaar is als dit harde oordeel doet vermoeden, zou zo’n sticker het boek toch niet hebben misstaan. Er zullen maar weinig literatuurliefhebbers zitten te wachten op deze bijeengeraapte hoop aardigheden, die tezamen een ‘verzonnen autobiografie’ heten te zijn.

Verzonnen autobiografie?

Dit ‘nieuwe’ genre van de ‘verzonnen autobiografie’ riekt overigens eerder naar populisme en dweperij, dan naar inventiviteit en oorspronkelijkheid. Het hoort thuis in de categorie ‘interessant willen doen’ en duidt – als het werkelijk serieus wordt genomen – op iets heel anders dan ons wordt voorgeschoteld, namelijk: op een autobiografie die door een fictieve schrijver op schrift is gesteld, oftewel een vanuit het ik-perspectief geschreven roman. Het godsgeschenk is echter een autobiografie die gedeeltelijk op verzonnen elementen berust. Het verschilt daarmee hemelsbreed van wat het zegt te zijn.

Overtollige ballast

Voordat de in zijn leunstoel vegeterende criticus onrechtvaardigheid wordt verweten, wil hij nog wel opmerken dat Het godsgeschenk heus niet de ergste uitwas is in de geschiedenis van het dwangmatige navelstaren. Men kan het boek zowaar zonder knijper op de neus betreden en dat is al een hele prestatie in de rijkelijk gevulde beerput van de egoliteratuur. Had het boek zich daarbij ook nog eens van zo’n honderd pagina’s overtollige ballast weten te bevrijden, dan had het maar zo tot de positieve uitzonderingen kunnen behoren die elke wetmatigheid eigen is.

Fragmenten

~

Het meest geslaagde aspect van Het godsgeschenk is de structuur. In veelal korte fragmenten krijgen we zowel de levensgeschiedenis van Hanz Mirck te lezen, als (heel summier) de geschiedenis van zijn ouders en de achtergronden bij zijn geboorte. Tegelijkertijd reflecteert de auteur op zijn eigen schrijverij, waarbij hij getuigt van gezonde zelfspot die soms echter zover gaat dat het in dweperij dreigt om te slaan. De vele fragmenten die het boek bevat, bestaan uit dialogen, brieven, sms’jes, terugblikken, onderschriften uit een fotoboek, opgevangen gesprekken, etc. Daarbij zijn er verschillende stemmen aan het woord, de ene keer is dat de auteur zelf, de ander keer zijn moeder, dan weer een buurman. Deze veelstemmigheid geeft het boek de nodige kleur en karakter.

Standaardpakket

Hoewel het principe van de fragmentarische structuur interessant en experimenteel is, wordt het in Het godsgeschenk niet goed genoeg uitgebuit om het boek werkelijk te doen slagen. Het gebruik van afwisselende fragmenten vraagt om een strenge selectie en een goed gekozen afwisseling, anders wordt het al snel saai of irrelevant. Een dergelijke structuur is uitermate geschikt voor het beschrijven van ideologische tegenstellingen, maar in het geheel niet voor het oproepen van een bepaalde sfeer. Zodoende leent het zich niet goed voor het beschrijven van het standaardpakket uit de kindertijd, dat bestaat uit: gedoe op school, eeuwige pianolessen, balorige vriendjes, vergeefse verliefdheid, strenge vader, lieve moeder, etc. Van de eerste helft van het boek, waarin Mircks jeugd centraal staat, had dan ook meer dan de helft geschrapt mogen worden. In de fragmenten waar de katholieke kerk centraal staat werkt de door Mirck gehanteerde structuur al een stuk beter. Een goed voorbeeld daarvan is het fragment waarin een pauselijk verordening over het celibaat wordt afgewisseld met het commentaar dat Mircks vader erop geeft.

Celibaat

Had Mirck volgens hetzelfde structuurprincipe een fictieve roman geschreven waarin hij het gevecht beschreef dat een priester (zoals zijn vader) voerde tegen het celibaat en andere misstanden, dan was het geheel waarschijnlijk een stuk boeiender geworden. Nu blijft het bij enkele interessante fragmenten die begraven liggen in een hoop overbodige autobiografische weetjes. Hoe relevant het voor de schrijver zelf ook moge wezen, de lezer zit niet wachten op de brieven die hij aan zijn vriendin schrijft of de gesprekken die hij met zijn uitgever voert. Al dat soort zaken hadden gerust binnenskamers mogen blijven.