Boeken / Non-fictie

Een poëtica van het detail

recensie: Hans Groenewegen - Overvloed: Kritieken en kronieken over poëzie

Volgens dichter en essayist Hans Groenewegen heeft “het volk” de cultuur “opgesloten in een zelfverkozen cultureel analfabetisme.” Wie denkt hier te maken te hebben met een verbitterde intellectueel vergist zich echter. Elk essay in zijn bundel Overvloed over poëzie sprankelt door de frisse en open benadering van de dichtkunst.

In het voorwoord van zijn eerste essaybundel Schuimen langs de vloedlijn formuleerde Groenewegen zijn werkwijze als volgt: “Ik schrijf met grote aandacht voor het detail, in de verwachting dat daarin het hele werk en iets van zijn omgeving oplicht.” In Overvloed zegt hij in het essay over Postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen, een boek van Thomas Vaessens en Jos Joosten, dat de auteurs veel te weinig in gesprek zijn gegaan met het dichtwerk zelf: “werk lezend, vastlopend, reflecterend, voorzichtig conclusies trekkend, ze betwijfelend, eigen vooronderstellingen bevragen en door de poëzie laten bevragen.” Hiermee geeft Groenewegen een uitstekende schets van zijn eigen manier van werken.

Dialoog met de poëzie

In tegenstelling tot Vaessens en Joosten, die het postmodernisme in bepaalde kernbegrippen proberen samen te vatten en op zoek zijn naar de gemene deler binnen de postmoderne poëzie, waardeert Groenewegen het werk op zichzelf. Hij houdt het over het algemeen liever bij een dialoog tussen hem en het gedicht. Hierin heeft hij duidelijke opvattingen over hoe poëzie gelezen moet worden, al is het niet zijn bedoeling om een lezer zijn interpretatie op te leggen: hij wil juist aanzetten tot eigen interpretatie. Poëzie is voor hem een spel met de taal en de werkelijkheid van de lezer.

In de handen van Groenewegen krijgt de poëzie een grote urgentie en dynamiek. Hij wil de poëzie voortdurend herlezen. Zo beschrijft hij prachtig hoe de voordracht van gedichten van Lucebert door Remco Campert hem een nieuwe ervaring schonk: “Elk horen van een gedicht in de stemzetting van een ander, dichter of lezer, verandert onmerkbaar mijn perceptie ervan.” Voor Groenewegen is elke herlezing een nieuwe ervaring en is elke lezer een nieuwe maker van het gedicht.

~

In het essay over de Koning der Vijftigers, Lucebert, krijgt juist de periode van zwijgen (de tijd waarin Lucebert geen poëzie uitgeeft) een centrale plaats als een poëtisch moment. Hierin is Groenewegen niet bang om ook het schilderwerk van Lucebert onder handen te nemen. Zoals de beeldende kunst wel vaker ter sprake komt om zijn analyses inzichtelijk te maken.

Poëtisch zoeken

Groenewegen schetst in het essay over Hans Andreus hoe deze het schrijfproces vaak opvatte als iets wat hem vooruitsnelde, de woorden liepen voor hem uit naar nieuwe ontdekkingen, want:

betekenis ontstaat niet als je met jezelf en je wereldbeeld samenvalt, maar als je niet met je ik samenvalt, niet één bent. Een gedicht biedt de lezer de mogelijkheid op dergelijke wijze betekenisvol identificerend uit zichzelf te treden.

Zo volgt de lezer gefascineerd de woorden van Groenewegen naar nieuwe poëtische uithoeken. Tussen de regels door hekelt hij de gereserveerde houding die veel critici aannemen ten opzichte van poëzie die hen niet bevalt:

Een dichtbundel is een aanbod van een dichter aan de lezers. Zij hebben de vrijheid om op dat aanbod in te gaan of niet. Voor een criticus komt een einde aan die vrijheid op het moment dat hij over de bundel wil schrijven (…) Poëzie die hem niet bevalt, zou hij niet moeten veroordelen, maar zien als een mogelijkheid om zicht te krijgen op zijn eigen vooroordelen. Anders verdient de kritiek een onvoldoende.

Groenewegen bespreekt een rijk scala aan eigentijdse en minder recente Nederlandstalige dichters, zo komen onder anderen Ilja Leonard Pfeijffer, Esther Jansma en Mustafa Stitou ter sprake, maar ook Lucebert, Hans Andreus en Gerrit Achterberg. Dit zegt veel over zijn brede smaak en zijn encyclopedische kennis, waardoor de gehele Nederlandse poëziegeschiedenis als de ‘omgeving’ van de besproken dichters ‘oplicht’.