Boeken / Non-fictie

‘Ik moest opschrijven hoe het werkelijk was’

recensie: Hélène Berr - Oorlogsdagboek

Wonderlijk dat er af en toe nog steeds een bijzonder document opduikt uit ‘onze’ oorlog, zoals nu Oorlogsdagboek 1942-1944 van Hélène Berr. Ondanks haar jeugd is de stijl van schrijven opvallend gaaf. In die stijl beschrijft ze minutieus en daardoor des te beklemmender haar oorlogservaring.

Waarom is het dagboek pas nu gepubliceerd? In 2002 stelde een nicht van Hélène het manuscript ter beschikking van het Mémorial de la Shoah in Parijs. Daar trok het de aandacht van een uitgever, maar de familie had kennelijk nog wat tijd nodig om te wennen aan het idee van publicatie, te meer omdat alle oorlogsellende dan opnieuw opgerakeld zou worden.

Moeten we die oorlog maar eens laten rusten? We wennen snel aan de ongelooflijkste wandaden van de homo tragicus, al was het maar omdat we opgewekt verder moeten. Af en toe moet daar iets tegenover staan dat ons te denken geeft, zoals Oorlogsdagboek 1942–1944.

Voorgevoel
Wat meteen opvalt is dat vermeldingen van het veranderlijke weer (‘stralende zon; niets dat wees op een stortbui’) vooruit lijken te lopen op de noodlottige verandering in Hélène’s op zichzelf bevoorrechte studentenleventje. Het weerspiegelt haar innerlijk: ‘Nu is mijn vreugde omgeslagen in bezorgdheid.’ En al op de vijfde dag van haar dagboek heeft ze ‘er genoeg van om niet normaal te zijn’,  ‘dat ik vastzit aan iets onzichtbaars’. De kloof tussen twee werelden, die van vroeger en die van straks, is meer dan een indruk die ze heeft. ‘In me luidt een soort doodsklok.’ Dat gaat iedere indruk te boven.

Het wordt steeds duidelijker wat de nazi’s met de Joden van plan zijn. Tergend traag sluit zich de wurggreep. Duizenden worden opgepakt en gedeporteerd naar oorden waarover hoe langer hoe meer de gruwelijkste geruchten de ronde doen. ‘Er zijn niet veel Joden meer in Parijs.’

Groot hart
Toch wordt een vlucht steeds uitgesteld of afgewezen. Zelf onderzoekt Hélène voortdurend en akelig precies de redenen om te blijven. Je leest dit met dichtgeknepen keel en op den duur maakt het je bijna murw. Hélène blijft de geestdriftige, kunstzinnige jongedame met een groot verstand en een groot hart, nu himmelhoch jauchzend, dan zum Tode betrübt.

Een veilig heenkomen komt niet in aanmerking omdat ‘het lijden van de anderen vóór mijn lijden komt’. Ook vindt ze het belangrijk ‘om een onpartijdig oordeel en een zekere zachtmoedigheid te behouden in deze nachtmerrie’. In het duistere licht van de afloop klinkt dit bijna abstract. Toch houdt ze open dat haar offer voortkomt uit ‘onbekendheid met al het lijden dat verdragen zal moeten worden, onwetendheid omtrent mijn eigen weerstandsvermogen’. Ook sluit ze niet uit dat ‘er misschien niets zal gebeuren’. 14 februari 1944 noteert ze: ‘Er is nog niets gebeurd.’ Na de volgende dag treedt het stilzwijgen voorgoed in.

Des te zwaarder waren haar dagen doordat haar geliefde, Jean Morawiecki, zich had aangesloten bij de Vrije Franse Strijdkrachten in Noord-Afrika. Ook door zijn afwezigheid vallen gemoedsgesteldheid en oorlog nauw samen. Voorjaar 1945 nam hij deel aan de bezetting van Duitsland; in datzelfde land, april 1945, bezweek Hélène aan tyfus in Bergen-Belsen kort na haar vierentwintigste verjaardag, vlak voordat de Engelsen het kamp bevrijdden.

Hélène Berr is een van hen die getuigden van de fuik die tot een gecalculeerde dood leidde. Exemplarisch is zij ook voor de velen die geen letter op papier hebben gezet, maar die even barbaars het leven onmogelijk is gemaakt. En wórdt gemaakt, ieder moment, waar ook.