Boeken / Fictie

De jongens van het bloedbad

recensie: Giorgio Scerbanenco - Moord op school

“Hij (…) had moordpartijen gezien die qua omvang heel wat erger waren dan die op een enkele vrouw, zoals Matilde Crescenzaghi. Maar het aantal telt niet bij een moordpartij, de manier waarop en de geest waarin die plaatsvindt tellen.” En die zijn ronduit gruwelijk in Moord op school.

De Oekraïns-Italiaanse Giorgio Scerbanenco wordt door veel Italianen gezien als de vader van de thriller. Hij is het meest bekend geworden om zijn detectives met inspecteur Duca Lamberti in de hoofdrol. Deze politieman was vroeger arts, maar werd uit zijn ambt gezet vanwege het uitvoeren van euthanasie: kenmerkend voor zijn empathische en eigenzinnige manier van werken. De zaak die hij in deze roman moet oplossen, draait om de brute verkrachting van en moord op avondschoollerares Matilde Crescenzaghi, gepleegd door de probleemjongens die ze lesgeeft. Deze jongens uit het opvoedingsgesticht – bijna zonder uitzondering met foute ouders en een strafblad – ontkennen echter alle elf. Een slimme tactiek, en zo slim uitgevoerd dat Duca vermoedt dat er meer achter deze misdaad zit.

Met veel aandacht voor het politievak en het menselijke aspect daaraan, beschrijft Scerbanenco hoe de inspecteur op zoek gaat naar de dader. Bruut als de misdaad ook is, Moord op school is een heel bescheiden thriller die desondanks alles heeft wat je van een detectiveverhaal wilt, en meer. Een beeldend intro (zoals ze dat in detectiveseries doen met een panning shot en inzoomen op details), spannende verdachtenverhoren, psychologische inzichten terwijl de inspecteur steeds dichter bij de ontknoping komt, en tot slot een meeslepend einde.

Schuttingtaal
Scerbanenco schreef I ragazzi del massacro (‘De jongens van het bloedbad’), zoals Moord op school oorspronkelijk heet, in 1968, maar de misdaadroman is nu pas in het Nederlands vertaald, bij Serena Libri. Door de bijna vijftig jaar die hier tussen zitten, zijn de verschillen in tijdgeest opvallend en boeiend.

Die verschillen vallen allereerst op door het ouwelijke taalgebruik. Mevrouw conciërge heeft een kapsel à la garçonne, het slachtoffer draagt een babydoll (wat?) en Duca noemt zijn collega Livia “een Kantiaan” om iets te verduidelijken over haar arbeidsethos. Hoewel er tegen het eind wat meer details over het misdrijf aan het licht komen, is Scerbanenco bovendien zeer discreet over de gruwelen. Naar de schuttingtaal en krachttermen die bij de moord op het schoolbord zijn gekalkt – waardoor het echt het aanzien krijgt van een geintje tijdens de les dat volkomen is misgelopen – wordt alleen verwezen, ze worden heel keurig niet geëxpliciteerd. In een recentere thriller zou dit vele malen explicieter opgetekend zijn.

Pikante opvattingen
Door deze in het oog springende verschillen ontstaat misschien wat afstand in de leeservaring maar het heeft ook zijn charme – alsof Scerbanenco de lezer niet alleen meeneemt in de politiewagen maar ook postuum een kijkje geeft in de tijd van toen.

Niet alleen het taalgebruik is namelijk wat ouwelijk, ook de opvattingen zijn niet meer van nu. De vele vrouwen die de revue passeren op Duca’s zoektocht naar het oplossen van de moord, worden als tamelijk hysterisch en met het nodige paternalisme beschreven. Collega Livia is daarop een kleine uitzondering, maar die is dan weer ongehuwd, werkt bij de politie, en heeft een door littekens gehavend gezicht.

Als je als vrouw niet op mannen valt ben je bovendien “geen echte vrouw”, en Scerbanenco veronderstelt ook dat “het bekend is dat homoseksuelen ontzettend bang zijn voor fysiek geweld”.

De jongens van het bloedbad
Als gezegd kan dit afstand creëren of als charmant ervaren worden. Zelfs als je Duca verguist, blijft er nog een belangrijke laag over:  die waarin Scerbananco zich waagt aan sociaal-maatschappelijke vragen. Ze maken van Moord op school veel meer dan een detective. Het zijn zware vragen die rijzen in het schemerland waarin de meesten van ons zich nooit hoeven begeven. Waar ligt de grens tussen mens en beest? Wat is schuld? Hoe moet de maatschappij omgaan met individuen die buiten die maatschappij vallen? Is het straffen van de schuldigen hetzelfde als winst voor de onschuldigen?

Deze vragen maken van het meeslepende einde van de klopjacht ook een breekbaar einde: zelfs als je de dader uiteindelijk te pakken krijgt en laat boeten, “dan zou je die arme lerares daarmee nog niet tot leven wekken.”