Boeken / Fictie

Moord als ritueel naar volwassenheid

recensie: De vitalist

.

Het eerste wat opvalt aan de roman ‘De Vitalist’ van Gerrit Krol is de leegheid van de bladzijden; slechts enkele van de 132 bladzijden zijn geheel gevuld met woorden. Vaker komt het voor dat er minstens negen witregels zijn. De korte stukjes tekst zorgen er in het begin voor dat de lezer het verhaal niet in gezogen wordt. Later, als de lezer aan deze schrijfstijl is gewend, werken de regels wit juist andersom, juist aantrekkend. De schrijftaal is niet gemakkelijk en het duurt even voordat je er weer in zit, als je het een tijdje niet hebt gelezen.

Het verhaal speelt rond een vriendengroep, drie stelletjes. Het begint als ze oud en nieuw vieren, niet wetende dat al snel de groep niet meer uit zes, maar uit vijf personen zal bestaan. Johan E., de hoofdpersoon van het verhaal, professor in de wiskunde aan de universiteit van Leiden, begaat een moord. De lezer daarentegen zou al iets kunnen vermoeden; enkele keren wordt er een voorschot genomen op wat er gaat gebeuren. Niet door woorden, maar door de sfeer.

Vaak is het onduidelijk welke personages in welk ‘stukje’ tekst meedoen en of iets zich in de reële wereld afspeelt of in Johan zijn hoofd. Dat laatste is voor Johan, en dus voor de lezer, ook echt. In ‘Het oneindige verhaal’ van Michael Ende waren de twee werkelijkheden door verschillende kleuren drukinkt goed van elkaar te onderscheiden. Dat is hier niet het geval en daardoor wekt het verhaal in eerste instantie verwarring op. Later wordt het duidelijker wie wat zegt en denkt, dat laatste is overigens meestal Johan, al blijft de verwarring bestaan.

Vaak is het onduidelijk welke personages in welk ‘stukje’ tekst meedoen en of iets zich in de reële wereld afspeelt of in Johan zijn hoofd. Dat laatste is voor Johan, en dus voor de lezer, ook echt. In ‘Het oneindige verhaal’ van Michael Ende waren de twee werkelijkheden door verschillende kleuren drukinkt goed van elkaar te onderscheiden. Dat is hier niet het geval en daardoor wekt het verhaal in eerste instantie verwarring op. Later wordt het duidelijker wie wat zegt en denkt, dat laatste is overigens meestal Johan, al blijft de verwarring bestaan.

De eenendertig hoofdstukken zijn meestal kort, twee, drie, vier, vijf bladzijden, met een aantal uitschieters naar tien (de vriendengroep is weer bij elkaar, het lijk wordt ontdekt en Johan slaat op de vlucht, waarom weet hij niet, hij is niet bang voor straf) en elf (Johan wordt vrijgesproken door gebrek aan bewijs en weer komen de vrienden bij elkaar) bladzijden.

Na de moord worden de stukjes tekst korter, er volgen veel gedachten en losse zinnen, vooral van Johan. Als voor de vriendengroep duidelijk is dat Barbara niet naar Amerika is gegaan, wat men denkt, maar is vermoord, worden de stukjes tekst weer langer. Nog steeds verschijnen er gedachten van Johan, maar ze lijken niet meer zo ongeorderd.

Het boek heeft enkele steeds opnieuw terugkomende thema’s. Zo is er de journalist: Johan die zichzelf interviewt, meestal als hij op de fiets zit. Eerst nadat hij van Roetie heeft gehoord dat hij niet slecht genoeg is en later als hij op de vlucht is. Dan heeft de journalist ook een opdrachtgever: het Leidsch Dagblad.

Een ander thema zijn de relaties tussen de vrienden. Johan en Roetie zijn getrouwd, George en Eefje ook, Barbara is de vriendin van Felix. Maar Eefje heeft iets met Felix en George heeft iets met Roetie. Dit is allemaal goed gepland: als Felix bij Eefje is, gebruiken George en Roetie het bed van Felix. Vooral deze laatste locatie komt een aantal keer in het verhaal terug.

Bij een wandeling over het strand, waarna de vrienden besluiten dat Johan niet meer in de groep past, worden de verschillende verhoudingen open: “Voorop liepen de kolossale George en de kleine Roetie, de armen om elkaars middel. Daarachter Felix en Eefje, hand in hand, die ze nu en dan hoog deden opzwaaien. En daarachter in zijn eentje, Johan.”

Het verhaal is in verschillende vormen geschreven. Als script (Johan: je begrijpt wat ik bedoel. Steeds minder legt het kwaad enig gewicht in de schaal.), poëtisch (Niet elke dood is een waardige dood. Niet iedereeen is de dood waardig. De zon schijnt. Het strand is leeg. Het zand bloeit. Het ijs is rood.), formeel observerend (‘Uit het gesprek van Johan met Nederik (opgenomen bij de ingang van het station) noteren wij dat hij, Johan, zich sinds ‘Barbara’ een man voelde.) en als gedachten (Het had duidelijk een voorkant, en een achterkant die minder goed zichtbaar was. Een ansichtkaart. Of een paard. Een paard heeft meer zijkant. Een mens heeft typisch een voorkant.). De schrijfstijl werkt niet verhelderend, eerder verwarrend.

Johan komt Barbara na haar dood zo af en toe tegen. Ze woont dan in een half gezonken woonboot. Als Johan naar haar op zoek gaat, omdat hij met haar wil praten, kan hij haar boot niet vinden. Alleen als Johan het niet verwacht verschijnt ze. Barbara vertelt Johan dingen die gebeurt zijn: Eefje en Felix zijn langs geweest in haar huis. Eefje heeft haar oorbellen in gedaan, Barbara vindt dat niet erg, want zo zal Eefje aan Barbara denken als ze de oorbellen in heeft.

In tegenstelling tot wat de lezer en de vrienden denken, haat Barbara Johan niet, in tegendeel, ze houdt van hem. Daarom heeft hij geen spijt van wat hij gedaan heeft, al erkent hij wel schuld. Als lezer neem je deze dingen zoals ze zijn. De moord wordt als vanzelfsprekend aangenomen in de lijn van gebeurtenissen. Johan zijn leven is leeg, door de moord op Barbara voelt hij zich vol. Hierdoor wordt Johan volwassen en wat dat betreft kun je alleen maar met hem meevoelen. Vragen als ‘waarom’ en opmerkingen als ‘dit mag en kan niet’, komen niet boven drijven.

Gerrit Krol heeft het boek ‘De vitalist’ genoemd. Zoals de Van Dale over vitalisme zegt: “filosofische leer die zegt dat de levensverschijnselen gestuurd worden door krachten die inherent zijn aan het leven zelf”, zo beleeft Johan de wereld. Volgens Roetie begrijpt hij de mensen niet omdat er niet genoeg kwaad in hem steekt. Al voor de misdaad wordt begaan, wordt een tipje van de sluier opgelicht: ‘de schreeuw van een man die tot leven komt. Ben ik soms niet vaak genoeg kwaad? Hij neemt iemands leven over. Wat hij vernietigt, is het grijze leven van zichzelf.’

En als die misdaad eenmaal begaan is wordt het vitalisme doorgezet. Het komt terug in het denken van Johan en in zijn doen. Hierdoor komt het dat hij geen berouw heeft en dat het hem niet verbaast dat hij Barbara nog spreekt na haar dood, of Nederik, de Nederlandse God. Spijt heeft hij wel, maar dan vooral omdat hij het niet verstandiger heeft aangepakt.