Boeken / Fictie

Niet tobben, moedig voorwaarts!

recensie: Gerard Reve/W.F. Hermans - Verscheur deze brief! Ik vertel veel te veel

‘Hij is een hardnekkige persoonlijkheid, schoon niet erg intelligent. Je zou zo’n godvruchtig jongmens niet zoeken achter de cynische stukjes die hij schrijft.’ Aldus Willem Frederik Hermans over zijn eerste ontmoeting met Gerard Kornelis van het Reve in 1947. Deze kwalificatie verhinderde niet dat zich hierna een literaire vriendschap ontwikkelde die tien jaar zou duren.

In Verscheur deze brief! Ik vertel veel te veel valt veel te ontdekken over de levens en opvattingen van beiden in de jaren na hun eerste publicaties. Er worden nieuwe plannen uitgewisseld, eerste aanzetten besproken, critici belachelijk gemaakt en er wordt vooral fel afgegeven op die verfoeide Nederlandse letteren. Hermans aan Reve:

Nooit verlaat mij het gevoel dat de kunst in Nederland voor 99% beoefend wordt door imbecielen die werkelijk nergens anders voor deugen. In tegenstelling tot wat vorige generaties hierover dachten, ben ik van mening dat dit op de overige 1% een hoogst nadelige invloed heeft.

Hermans noemt Reve een ‘monolitisch’ auteur, iemand die een boek uit één stuk steen kan maken. Reve kijkt op tegen Hermans: ‘Om nu even tot pluimstrijkerij over te gaan: ik beschouw jou als enige levende Nederlandse schrijver van betekenis.’

De Avonden

Opvallend is de haast ingetogen onzekerheid van Hermans over zijn eigen schrijverschap, daar waar hij een scherp analyticus is van het werk van Reve. Karakteristiek is zijn reactie na lezing van De avonden:

De Avonden heb ik gistermiddag achter elkaar uitgelezen. Ik feliciteer je ermee. Het boek is buitengewoon eentonig, maar ik heb mij geen ogenblik verveeld. Wel geloof ik dat het boek aan aannemelijkheid of menselijkheid had kunnen winnen, wanneer de hoofdpersoon pogingen had gedaan aan zijn milieu te ontvluchten.

Reve is al veel meer overtuigd van eigen kunnen. Een korte periode probeert hij zelfs in de Engelse taal te publiceren om zo de Nederlandse literaire wereld te ontvluchten. Hij zoekt naar meer technische verbetering en is vooral te spreken over de wendbaarheid van stijl en de sterke dialogen in Hermans’ boeken. Hij vraagt of die hem niet ‘stylistisch zou willen adviseren om het verloop van mijn verhalen minder omslachtig en minder stroef te maken, vooral de dialoog zit mij dwars.’ Hermans antwoordt dat hij Reves dialogen juist erg sterk vindt en hem dus niet kan adviseren. Wel voegt hij daar fijntjes aan toe dat het bedenken van personages Reve ‘klaarblijkelijk niet gemakkelijk afgaat.’ Hij raadt hem aan zich maar eens toe te leggen op de autobiografie. Een scherpzinnige opmerking. Enkele jaren later zal Reve Nader tot U en Op weg naar het einde publiceren, twee autobiografische werken aan de hand van gestileerde brieven.

Samenwerking


~

Zelfs was er even sprake van een gezamenlijk project: een roman die Zon over Lesbos moest gaan heten. Volgens Reve moest het niet ‘iets flodderigs gaan worden zoals Marsman en Vestdijk’ en hij maakt een schets van een aantal personages en een intrigerende verhaallijn. Hermans reageert per brief, enthousiast, maar hij geeft alles in één zwaai een andere wending en voegt hier en daar wat scherpe kantjes toe. De roman is er nooit gekomen. Het bleek niet meer dan een jongensachtige bevlieging, waarbij al duidelijk de botsende karakters te zien waren: Reve de romantische en melancholische arbeider en Hermans een ongedurige en verbitterde cynicus.

En dan gaat het langzaam mis. Er wordt niet meer gerept over de huiskatten, de echtgenotes of de geschreven productie maar het gaat veel meer over de positie van beiden. Reve, inmiddels toegetreden tot de katholieke kerk, vindt het onbegrijpelijk dat Hermans de ‘koppige wetenschapper’ blijft en Hermans is vol minachting over de religieuze escapades van Reve. Als Reve vraagt om een bijdrage van Hermans voor het nieuwe tijdschrift Tirade weigert deze pertinent en na herhaald aandringen besluit hij:

Hoe onbegrensd mijn medelijden ook moge wezen, mijn tijd is niet onbegrensd. Daarom is in ongenade laten vallen wel het meest geschikte middel om van het gezeur af te komen. Dit overkomt jou dus bij dezen.

Reve blijft maar zeuren door Hermans – Waarde Kunstbroeder – te bestoken met brieven over onder andere zijn eigen verkoopsuccessen. Hermans leest ze inmiddels niet meer en schrijft op de laatste envelop ‘laat maar zitten’.

Verscheur deze brief! Ik vertel veel te veel is een mijlpaal in de Nederlandse literatuur. Het boek ontsluit een verrassende briefwisseling tussen twee jonge, talentvolle schrijvers. De wederzijdse beledigingen waarmee ze later door het leven gingen, blijken te zijn voorafgegaan door een innige vriendschap. Oprecht begonnen in onzekerheid, onvermijdelijk gestrand toen de top in zicht was.