Boeken / Fictie

Roman zonder e’s

recensie: Georges Perec (vert. Guido van der Wiel) - 't Manco

In 1969 schreef Georges Perec La disparition, een roman van ruim 80.000 woorden waarin de letter ‘e’ niet één keer voorkomt. Precies veertig jaar later verschijnt er nu voor het eerst een Nederlandse vertaling, ’t Manco. De ultieme uitdaging voor vertalers, zou je denken. Gerenommeerde vertalers stonden echter tot nu toe niet te dringen. Communicatieadviseur Guido van de Wiel deed een dappere poging, die helaas niet helemaal geslaagd is.

Twee jaar voor het verschijnen van La disparition had Georges Perec zich aangesloten bij OuLiPo (Ouvroir de Littérature Potentielle, wat zoiets betekent als: ‘werkplaats voor mogelijke literatuur’), waarin schrijvers zich toeleggen (OuLiPo bestaat nog steeds) op het beoefenen van vormexperimenten. Een van deze vormexperimenten is de contrainte, wat tegelijkertijd ‘beperking’ en ‘dwang’ betekent. Oulipianen zien de beperking als een bevrijding. Ze verzetten zich tegen het romantische idee van literatuur en beschouwen literatuur als ambachtelijk werk. Een ander voorbeeld van een Oulipiaans literair werk is Cent mille milliards de poèmes van Queneau, zestien versregels, die op zo veel verschillende manieren gecombineerd kunnen worden dat er 100.000.000.000.000 verschillende sonnetten ontstaan.

Georges Perec

Georges Perec

Het boek draait om Anton Voyl, die een e-afasie heeft en op jacht gaat naar iets cruciaals dat verdwenen is. De personages dragen allen een e-vormig merkteken op hun arm. Ze blijken familie van elkaar te zijn. Zodra een personage heeft begrepen wat er aan de hand is en wil uitroepen dat de ‘e’ ontbreekt, sterft hij onmiddellijk. Na het ontbrekende hoofdstuk 5 (dat verwijst naar de vijfde letter van het alfabet) is Anton opeens verdwenen. Het thema van de Jodenvervolging komt in La disparition terug in het gegeven dat er een grote familie door een samenloop van omstandigheden verbannen en vervolgd wordt.

Vertaling
Van La disparition bestaan vertalingen in zes andere talen (waarvan de Spaanse vertaling de letter ‘a’ heeft weggelaten, in het Spaans de meest voorkomende klinker). Vertaler Guido van de Wiel werkte acht jaar aan de vertaling van ’t Manco, uitgaande van het idee dat als je niet in problemen denkt, er veel mogelijk moet zijn, zélfs het vertalen van een dergelijk boek. Zijn onderneming – zeker als niet-ingewijde in de Franse taal en literatuur – wekt automatisch ontzag en bewondering; toch is er wel wat op zijn vertaling af te dingen.

De vertaler doet het Nederlands wel erg veel geweld aan om maar zinnen zonder ‘e’ te kunnen produceren. Daardoor klinkt het boek wel erg weinig ‘Perecqiaans’. Allereerst gebruikt hij een overdaad aan apostrofs. Op zich is het gebruiken van de apostrof hier en daar begrijpelijk; in het Nederlands kun je anders immers geen enkel lidwoord gebruiken. Maar bij zinnen als ”t is ‘m ’n doorn in ’t oog’ of ”t risicovolst wat voorvalt, is dat d’r op ’n avond aan ’n horizon ’n brulaap opduikt’ (waar het van wemelt) lijkt het haast alsof het boek is vertaald met de contrainte: schrijf een boek met zoveel mogelijk apostrofs.

Krom
Het onnatuurlijke, soms kromme taalgebruik in ’t Manco blijkt ook uit zinnetjes als ‘Vocalis vindt zich noch humoristisch (…)’ en ”t risicovolst wat voorvalt’. Soms wordt het zelfs ronduit onbegrijpelijk:

~

(…) ook al gaat daar tot nog nooit aandacht naar uit, wat voor schijnvorm zich ook toont, loopt Vocalis vanaf nu langs, waarbij ’t ambigu substituut almaar in zijn hoofd spookt, alsof ’t een oud-macht is waar, ofschoon d’r nu niks duchtigs van uitgaat, ooit, ooit ja, macht van uitging, waaruit zijn drang ontstaat dat hij, kost wat ’t kost, wil dat zo’n macht nogmaals krachtig wordt.

Uit het feit dat Perec zelfs zijn eigen La disparition niet helemaal geslaagd vond omdat de contrainte te zichtbaar was, kunnen we opmaken dat hij veel belang hechtte aan een natuurlijk lopende tekst, die zijn eigen ‘gebrek’ (de ontbrekende klinker) maskeert. Toch zou Perecs boek heel goed voor een ‘normaal’ boek kunnen doorgaan; je zou het boek kunnen lezen zonder door te hebben dat de ‘e’ ontbreekt. Dat is ook gebleken; er was kort na verschijning minstens één Franse criticus die het ontbreken van de ‘e’ niet opmerkte. Voor ’t Manco geldt dat niet; je kunt onmogelijk niet vermoeden dat er iets vreemds met de taal aan de hand is.

Een pluspunt van de Nederlandse vertaler is daarentegen dat hij zich zeer goed heeft gedocumenteerd. Die grondigheid heeft er onder andere toe geleid dat hij een paar vormexperimenten binnen de tekst heeft herkend en als zodanig vertaald: respectievelijk een pangram (een zin waarin alle letters van het alfabet voorkomen) en een palindroom (een zin die men ook achterstevoren kan lezen). Hoe dan ook had de uitgever er beter aan gedaan een meer ervaren en virtuozere vertaler voor een bijzondere en nauwluisterende vertaling als deze te zoeken.