Boeken / Fictie

Alleen op de wereld

recensie: Frank Noë - Luca

Inspiratie zit in kleine dingen. Zo haalde Frank Noë het idee voor zijn meest recente roman uit een krantenartikel over een jongetje dat werd achtergelaten op het Amsterdamse Centraal Station. Dat nieuwsitem vervlocht hij met zijn eigen ervaringen in de opvang van hulpbehoevende kinderen. Het resultaat is Luca, een herkenbaar, maar weinig verrassend boek.

Feit: op een dag wordt bij de Burger King op het Amsterdamse Centraal Station een jongetje achtergelaten. Het kind is kaal, lijkt niet te kunnen spreken en heeft een Chinees uiterlijk. Fictie: kort daarna passeert Justin, het hoofdpersonage van Frank Noë’s boek. De vondeling loopt op hem toe, klampt zich aan hem vast en laat niet meer los. Justin neemt het kind ten einde raad mee naar huis en belt van daar de politie op. Ook de agenten kunnen echter niet onmiddellijk voor onderdak zorgen, zodat Justin de jongen, die een kettinkje met de naam ‘Luca’ rond zijn hals draagt, een nachtje bij hem laat slapen. Natuurlijk wordt die ene nacht er vele en kan Justin Luca al snel niet meer missen.

Zo begint Luca, het nieuwste boek van Frank Noë, dat net als zijn vorige werk (het kinderboek Daki in Afrika) uit Noë’s fascinatie met cultuurshocks is gegroeid. De botsing tussen twee werelden dient deze keer echter alleen als aanknopingspunt. Al snel treden twee heel andere thema’s – relaties tussen westerlingen aan het begin van de éénentwintigste eeuw en hun verwerking van het verleden – naar de voorgrond.

Voorspelbaarheid

Justin en alle mensen rondom hem – zijn vriendin, zijn zus, zijn overleden vader, zijn grootmoeder en zijn moeder met haar nieuwe vriend – vormen een kluwen van de meest verscheiden relaties waarin mensen al dan niet samenleven. Voorspelbaar genoeg zet Luca’s komst het één en ander in beweging: Justin, die er aanvankelijk weinig voor voelt vader te worden, bezwijkt al snel voor het kind, terwijl het moederinstinct van zijn vriendin een flinke knauw krijgt omdat Luca geestelijk gehandicapt lijkt. Bovendien dwingt het vaderschap Justin ook om zijn verhouding tot zijn eigen overleden vader te herbekijken. Daardoor groeit hij weer meer naar zijn moeder toe, die zelf net verlaten is door haar vriend. Enzovoort.

Zo beschreven lijkt de korte inhoud van Luca bijna het draaiboek voor een soap. Daar ligt dan ook meteen de zwakte van het boek: de wel heel toevallige samenloop van crisismomenten, gecombineerd met Justins onverwerkt verleden, wordt al snel kunstmatig en voorspelbaar. Niemand zal het een verrassing noemen wanneer Justins vriendin uiteindelijk toch voor Luca valt, en natuurlijk verzoent op het einde van het verhaal iedereen zich met iedereen. Luca’s afscheid – zijn moeder is opnieuw opgedaagd – wordt daarbij zelfs wat vlugvlug afgehandeld. De vondeling lijkt zijn rol in het verhaal te hebben vervuld.

Overkill

En toch. Bij momenten toont Frank Noë dat hij wel degelijk meer in zijn mars heeft dan een rechtlijnige plot. Getuige daarvan is de nominatie voor de Libris Literatuurprijs die de auteur in 2001 kreeg voor zijn boek Het gemaal. Ondanks zijn gemeenplaatsen heeft ook Luca het één en ander te bieden: Noë hanteert een nuchtere, filmische stijl zonder veel franje en weet op die manier het gevaar van de sentimentaliteit te omzeilen. En zelfs met hun clichématige problemen overtuigen enkele personages in hun pogingen hun draai te vinden in een rondtollende wereld. Noë neemt echter wat veel hooi op zijn vork: als letterlijk elk personage een persoonlijk gevecht met zichzelf of de maatschappij aangaat, is dat gewoonweg overkill.

Een ambivalent boek dus, die laatste roman van Frank Noë. De personages zijn best overtuigend, de probleemsituaties herkenbaar, het verhaal vlot geschreven. Maar het is eveneens zo’n werk dat iets te geconstrueerd en voorspelbaar overkomt en dat te weinig karakter heeft om te blijven hangen. Het doet wat denken aan een toets waarop de leraar heeft geschreven “Frank doet goed zijn best.” Wat hij in gedachten had, was: “Frank kan eigenlijk beter.”