Boeken / Non-fictie

Een multiculturele samenleving met perspectief

recensie: François Stienen - Het beste van twee werelden: ontmoetingen met nieuwe Nederlanders

Op het moment dat iedere nuance uit het politieke vreemdelingendebat lijkt te verdwijnen is het goed als er ook tegengeluiden hoorbaar zijn, die op hun eigen wijze – hoe bescheiden ook – de balans proberen terug te brengen. Het Beste van Twee Werelden, een verzameling van interviews met acht ‘nieuwe Nederlanders’, plaatst de verhalen van immigranten in een vaak onderbelicht perspectief.

François Stienen werkte enige tijd voor het Amsterdams Centrum Buitenlanders en het Bureau Nieuwkomers, waar hij kennis maakte met grote aantallen nieuwkomers. Uit nieuwsgierigheid naar de wijze waarop zij zich een plaats hadden weten te veroveren ontstond het idee om een aantal van hen te interviewen over hun achtergrond, hun komst naar Nederland en de vaak complexe spreidstand die zij moeten maken om met twee culturen om te kunnen gaan.

Een ruwe dwarsdoorsnede


De acht verhalen vormen een ruwe dwarsdoorsnede van de uiteenlopende nationaliteiten die in Nederland een plaats hebben gevonden; Stienen heeft in dit boek de verhalen vastgelegd van een Turk, een Marokkaan, een Ghanese, een Antilliaanse, een Chinese, een Surinamer en twee Iraniërs. Sommigen vonden hun weg naar Nederland als vluchteling, anderen als onderdeel van gezinshereniging. Wat ze allen gemeen hebben, is dat ze lang genoeg in zowel hun land van oorsprong als in Nederland hebben gewoond om beïnvloed te zijn door beide culturen. Die keuze van Stienen is welbewust gemaakt naar aanleiding van een artikel van Dirk Vlasblom, die een opmerkelijke conclusie trok uit een onderzoek naar integratie. Hij stelde vast dat van optimale integratie alleen sprake is als het openstellen voor de nieuwe samenleving gepaard gaat met oriëntatie op de eigen culturele achtergrond.

Stienen heeft gekozen voor sterke, geslaagde mensen die stuk voor stuk het bewijs vormen dat het idee van een multicultureel Nederland niet noodzakelijk achterhaald is. Zo laat het verhaal van de Turkse Huseyin zien dat een vrome moslim heel open en gematigde denkbeelden kan hebben. En de Curaçaose Sharifa toont een heel ander beeld van Antilliaanse jongeren dan de media doorgaans schetsen. Toen zij door NOVA werd benaderd om de programmamakers in contact te brengen met Antilliaanse jongeren, en zij daarvoor putte uit haar kennissenkring, werd zij later gebeld met de mededeling dat het item niet doorging. “Deze Antilliaanse jongeren zijn te slim.”, was de ontluisterende reden die door een redactrice werd opgegeven.

Respect


Een rode draad die door nagenoeg alle verhalen loopt, is het verschil tussen de doorgaans bijzonder hechte familiebanden in het land van oorsprong en hoe dat in de Nederlandse cultuur wordt ervaren. De moeite om te aarden in Nederland blijkt meestal voor een groot deel terug te voeren op de hoge mate van vrijheid die Nederland biedt aan het individu, en de conflicten die dat oplevert met de tradities van de familie. Uiteindelijk leren de geïnterviewde mannen en vrouwen met deze vrijheden om te gaan zonder hun identiteit op te geven, wat een voorwaarde blijkt te zijn voor het succes van hun integratie.

Een ander gegeven dat steeds terugkomt, is de omslag die veel nieuwkomers met een Arabisch voorkomen hebben ervaren sinds de aanslagen van september 2001 in de houding van veel Nederlanders. Zo ook de Iraanse Sharie Parsipoor; in een restaurant werd ze door een Nederlands stel gevraagd of dat wel mag, want het is Ramadan. Terwijl ze geen moslima is en juist voor het Iraanse bewind is gevlucht.

Nuttige feiten
Het is tekenend voor het onbegrip dat blijft bestaan als er over, en niet mét mensen wordt gesproken. Wat dat betreft werken de kleine kanttekeningen die her en der worden geplaatst verhelderend, zoals het feit dat van de Amsterdamse moslims maar 10% naar de moskee gaat, en de opmerking dat in 2005 60% van de autochtone Nederlanders nog nooit met een Marokkaan had gepraat. De grootste toegevoegde waarde van dit boek is wellicht dan ook het feit dat de verhalen van een aantal immigranten uit de anonimiteit worden gehaald. Deze verhalen bewijzen dat de immigranten een volwaardige plaats in de Nederlandse samenleving hebben weten te verwerven, zonder hun achtergrond af te schudden.

Daar staat tegenover dat er door de focus op succesverhalen over geslaagde integratie in het boek geen ruimte wordt geboden aan verhalen van immigranten die er minder goed in slagen om een eigen plaats te verwerven. Deze eenzijdigheid wordt door de auteur weliswaar deels verantwoord in het voorwoord, maar dat neemt niet weg dat Het Beste van Twee Werelden ook letterlijk dat is. Wie een verklaring zoekt voor de problemen die er op integratievlak bestaan, en die in de verhalen ook wel zijdelings worden aangestipt, zal die verklaring in dit boek niet vinden.

Echt storend is dat gegeven niet; in een tijd waarin films als Fitna bewust een eenzijdig negatief beeld schetsen, kan een eenzijdig positief beeld als tegenwicht geen kwaad. Wat meer stoort is dan de warrige manier waarop de verschillende verhalen zijn uitgewerkt.  Regelmatig heeft de stijl veel weg van pagina’s met uitgewerkte notulen. De geschiedenissen springen regelmatig van de hak op de tak, waardoor de verhalen onvoldoende uit de verf komen. Maar los daarvan is Het Beste van Twee Werelden een boeiend boek dat bewijst dat er voor uiteenlopende culturen nog altijd kansen zijn om in Nederland te aarden. En dat mag best eens gezegd worden.