Boeken / Non-fictie

‘A minha unica patria é o Português’

recensie: Fernando Pessoa - Brieven 1905-1919

De Heineken Music Hall eind oktober 2004. De Braziliaanse wereldster Caetano Veloso treedt op voor een zaal van Nederlanders, Brazilianen en zo nog een handvol andere nationaliteiten. Vanaf het begin is het publiek verdeeld: expat Brazilianen die vooral verlangen naar Caetano’s oude hits nemen het op tegen de rest van de zaal, die zich eigenlijk alles dat de meester verzint laat welgevallen. En omdat de meester zoveel goeds verzint oogst het luidkeels geuite Braziliaanse protest vooral tegenprotest. Nirvana’s Come As You Are ruilt de rauwheid van de grunge in voor de zachte aanraking en de onmiskenbare pijn van de bossanova en brengt zelfs Brazilianen tot zwijgen.

~

Halverwege het concert, na zijn landgenoten te hebben terechtgewezen, richt Veloso zich tot het publiek als geheel en legt, in het Engels, uit dat hij alles kan en wil vertalen, op één strofe na: “A minha unica patria é o Português.” Het is een zin van Fernando Pessoa, die als schrijver en dichter maar ook en vooral als schizofreen, manisch-depressief en eeuwig twijfelend het dilemma van niet alleen Portugal, maar eveneens de Portugese taal verbeeldt. Portugal, ooit een wereldnatie voordat het, net als Nederland, ten onder ging aan het verschil tussen zijn beperkte eigen middelen en onverminderde ambitie. Brazilië, dat ondanks zijn omvang, cultuur een historie en dankzij het eigen onvermogen nog altijd tweede viool speelt ten opzichte van ogenschijnlijk veel nietiger naties.

Naast de zin die ik net noemde bleef me een opmerking bij van Veloso, namelijk dat Pessoa in het Portugees een vloeiendheid bezat die in een andere taal hoekig en geforceerd was. Het is de verdienste van vertaler August Willemsen dat veel van het werk van Pessoa dat in het Nederlands werd vertaald die natuurlijkheid wel lijkt te bezitten. Uiteraard kan ik geen vergelijking maken met het Portugees, een taal die van alle Romaanse talen wellicht nog het grootste mysterie voor me is, maar de werken die tot dusverre bij de Arbeiderspers verschenen waren een traktatie.

Zucht naar vernieuwing

Want Pessoa was geen alledaags auteur, zelfs als je aan zijn persoonlijkheid voorbijgaat. Het eerste dat opvalt is zijn onvermogen om een taak, eenmaal begonnen, te voltooien. Dat geldt voor bijna zijn gehele zijn oeuvre (met als enige uitzondering de bundel Mensagem), maar ook een groot deel van zijn persoonlijke geschiedenis toont die gretigheid om het onbekende op te pakken. Pessoa hield zich bezig met logica, metafysica en het schrijven van korte verhalen, maar hij is toch vooral bekend geworden als dichter. Die zucht naar vernieuwing uitte zich onder meer in zijn continue toevlucht tot alter ego’s om zich een nieuwe persoonlijkheid te verschaffen.

De periode in deze collectie brieven omvat het ontstaan van de belangrijkste drie van die heteroniemen, die allemaal hun eigen literaire persoonlijkheid kregen. Als Alváro de Campos schreef Pessoa in vrije vormen, als Alberto Caeiro (hoewel op een heel andere wijze) eveneens. De gedichten van Ricardo Reis gebruiken metrum maar geen rijm. Als zichzelf was Pessoa echter het minst vrij en schreef hij louter rijmende, metrische poëzie. Dat laatste is veelzeggend, evenals het feit dat hij niet tevreden was met het neerzetten van louter poëtische personae – ze werden voorzien van een hele – fictieve – sociale kring met vrienden, invloeden, maar eveneens politieke en religieuze standpunten. Het zou te ver gaan om te zeggen dat Pessoa’s alter ego’s complementair waren maar ze vullen elkaar in veel opzichten heel aardig aan. Later zou hij het aantal op vijfenzeventig brengen (zichzelf niet meegerekend).

Er is in de brieven veel moois te vinden, van zowel Pessoa als zijn heteroniemen. Mijn favoriete delen zijn eigenlijk die waarin Pessoa zijn literaire stellingname verdedigt, zoals in de brief aan William Bentley van december 1916. Op een grootse wijze kleinerend maakt Pessoa korte metten met een (Braziliaanse) criticus en gaat verder in een beschouwing die geduldig op de grens tussen arrogantie en bescheidenheid blijft balanceren.

Maar omdat dit deel brieven omvat van Pessoa’s vroegste jeugd tot zijn vroege volwassenheid is het totaalbeeld, bijna onvermijdelijkerwijs, wat onevenwichtig. Je kunt je zelfs afvragen in hoeverre het opnemen van brieven uit Pessoa’s tienerjaren niet meer toegeeft aan de behoefte om compleet te zijn dan aan een meer inhoudelijke wens.

Grote halen

~

Als (ex-)historicus moet ik me er over opwinden dat ik van de briefwisselingen alleen Pessoa’s kant mag lezen, met slechts minimale aanvulling. Hoe kan ik een brief als een literair medium zien als de verzamelaar van de brieven me niet toestaat om te lezen wat die brieven, en dus ook die literatuur, heeft geprovoceerd? Maar de allerbelangrijkste vraag is: is de literaire betekenis van louter de brieven genoeg om dat bezwaar op te lossen? Daar is geen eenvoudig antwoord op te geven. Wanneer Pessoa zich verliest in bespiegelingen is de aanwezigheid van de afwezige gesprekspartner bijna een hindernis – zoals je jezelf soms wilt uitzetten als je tegenover een vriend zit die een dierbare herinnering met je deelt. Op andere momenten snak je naar meer informatie. Voorbeelden zijn al die gevallen dat Pessoa praktische kwesties aansnijdt, zoals zijn beslommeringen rond het tijdschrift Orfeo 3 of onderhandelingen met uitgevers. Elders schroomt Willemsen zich er ook niet voor om met grote halen aan het werk te gaan: waarom worden we nu dan wel, zonder uitleg, geconfronteerd met naar het lijkt volslagen triviale mededelingen? ‘Naar het lijkt’, want zolang er geen inzicht bestaat in het antwoord of de oorzaak van die brieven blijft elke inschatting van de waarde ervan noodzakelijkerwijs speculatie.

Is het dan een bronnenuitgave? In enge zin natuurlijk wel, maar het biedt weinig van de voordelen die daarmee gepaard gaan. De veertig pagina’s die Willemsen aan begeleidend schrijven wijdt missen systeem, kader, gedachte. Soms zijn ze feitelijk, soms speculatief, soms associatief maar ze redden dit boek niet als een wetenschappelijke publicatie.

Ik ben er ook na een paar weken nadenken nog steeds niet uit waar deze collectie brieven van Fernando Pessoa me aan doet denken. Wat me meer dan wat ook is bijgebleven is dat ik, ondanks mijn liefde voor het werk van Pessoa, haar als een worsteling heb ervaren. Deels omdat veel van die liefde gebaseerd is op het mysterie dat hij nog steeds vormt en dat ik ergens niet graag ontrafeld zie, maar vooral omdat het gemis van zoveel informatie en referentiekader me ervan weerhoudt Pessoa’s brieven op hun literaire merites te waarderen – en het presenteren van brieven als literatuur is toch wat deze bundel ambieert.

Maar toch is dit een fantastisch boek. Nadenken en worstelen zijn tenslotte geen misdaden en het feit dat zijn brieven dat teweeg brengen is wellicht nog wel de beste reactie op een schrijver die hoopte een literaire intellectuele herstart teweeg te brengen.