Boeken / Non-fictie

Een dubbeltalent

recensie: Eugène Delacroix - Ik heb het niet over middelmatige mensen

Ferdinand Victor Eugène Delacroix (1798-1863) wordt wel de leider van de romantische school in de Franse schilderkunst genoemd. Van zijn schilderijen, waarvan ‘De Vrijheid leidt het volk op de barricaden’ uit 1830 één van zijn bekendste is, spat het verf en dramatiek af. Maar hij is zoveel meer. Alleen daarom al is de uitgave van fragmenten uit zijn dagboeken en brieven gerechtvaardigd.

Delacroix blijkt een dubbeltalent te zijn. Naast een enorme productie – er zijn meer dan 800 schilderijen en wandschilderingen, meer dan 600 tekeningen en ruim 100 litho’s en etsen van hem overgeleverd – had hij ook nog de tijd om te schrijven. Omdat hij dat toch niet altijd consequent heeft volgehouden, is voor de bundeling Ik heb het niet over middelmatige mensen ook een aantal brieven gebruikt.

Binnen- en buitenwereld

Joop van Helmond, vertaler en samensteller, stelt in zijn nawoord dat het dagboek veelal interessanter gevonden werd dan zijn schilderijen. Maar zoals Helmond het treffend omschrijft, het dagboek is een ‘bijproduct van zijn leven en werk en dankt zijn unieke karakter aan het feit dat het voor de kunstenaar en de mens die het bijhield een laboratorium was voor de ontdekking van zichzelf.’ Die ‘ontdekking van zichzelf’ benadrukt het belang dat Delacroix hechtte aan hartstocht en verbeelding. Beiden zijn bronnen van inspiratie voor zijn schilderijen.

Daarnaast is het dagboek ook een intrigerend tijdsdocument. Een ‘ontdekking van de wereld buiten zichzelf’. Delacroix’ leven speelt zich af tussen de Franse Revolutie (1789) en de Industriële Revolutie. Toen hij zijn laatste adem uitblies was deze volop aan de gang. Je maakt, via hem, kennis met uiteenlopende figuren als de schrijfster George Sand en de componist Chopin, zijn familieleden – Delacroix’ vader was prefect te Marseille en Bordeaux – en andere kunstenaars. Hij gaat naar de opera, geniet van Mozart, leest Dante, Lord Byron en Shakespeare en denkt na over de relatie tussen muziek en kunst, over de liefde, over het geluk, over andere kunstenaars en hun verhouding tot elkaar en zíjn verhouding tot hen. We lezen zijn indrukken van Marokko, een reis die hem, artistiek gezien, blijft inspireren. Aan het eind van zijn leven begint Delacroix aan een Dictionnaire des Beaux-Arts, een lexicon met analyses van begrippen als durf, schilderij en touche. In het dagboek worden we deel van die ontstaansgeschiedenis.

~

Verlichting en Romantiek

Door de nadruk op de ‘ontdekking van zichzelf’ wordt Delacroix in het romantische kamp geplaatst. In de cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis wordt vaak gesproken over de tegenstelling tussen Verlichting en Romantiek, waarbij de eerste gelijkgeschakeld wordt met de rede, terwijl de Romantiek emotie en hartstocht symboliseert. Dat de zaken nooit zo eenvoudig liggen, wordt duidelijk bij lezing van Delacroix’ dagboekfragmenten. Door de tumultueuze tijd waarin Delacroix leefde, begonnen mensen uit te zien naar een nieuwe sociale orde. Zij zochten hun heil in hun geloof in de kracht van de rede – in de schilderkunst vertegenwoordigd door neoclassicisten, zoals Ingres (1780-1867) – of zij zochten het in een meer emotionele benadering – de Romantische schilders, zoals Géricault (1791-1824) en natuurlijk Delacroix zelf. Wat beiden echter gemeen hebben is het verlangen naar een terugkeer naar de natuur, naar de natuurlijke staat van mens. Een zoektocht naar de kern van de mens.

Voor de schilder Delacroix was bij zijn persoonlijke zoektocht kleur zeer belangrijk. De kleur dient in schilderijen als de drager van stemmingen en hij gaf kleuren een nieuwe betekenis mee. Een betekenis waar later de impressionisten hun voordeel mee konden doen. De aantrekkingskracht van het schilderij moest zich volgens de schilder Delacroix veeleer op het emotionele dan op het intellectuele vlak afspelen. Het is interessant hoe de schrijver Delacroix hiervan het tegendeel is, met het schrijven aan zijn Dictionnaire stelt hij zich juist veel rationeler op.

“Het ‘ken uzelf’ zou dan ook het fundamentele axioma moeten zijn,” schrijft Delacroix, “van elke samenleving, waarin ieder lid naar beste kunnen volledig zijn rol vervult.” Doordat hij zowel zijn innerlijke wereld als de wereld om hen heen probeert te analyseren, zijn zijn dagboekfragmenten en brieven zeer waardevol. Niet alleen voor de kunstgeschiedenis, maar ook voor jezelf.