Boeken / Fictie

Ooit begraven, maar niet dood

recensie: Ernst Haffner (vert. Anne Folkertsma) - Bloedbroeders

‘Wo man Bücher verbrennt, verbrennt man auch am Ende Menschen.’ Een overbekend citaat, afkomstig uit Heinrich Heines toneelstuk Almansor. De mens Ernst Haffner kan niet meer opstaan; zijn boek heeft dat wel gedaan.

Een overbekend citaat, afkomstig uit Heinrich Heines toneelstuk Almansor. De mens Ernst Haffner kan niet meer opstaan; zijn boek heeft dat wel gedaan.

Toen Haffner in 1932 zijn eerste en enige roman Bloedbroeders publiceerde, ontving hij mooie recensies. Een jaar later kwam het boek echter niet door Joseph Goebbels’ opgerichte Cultuurkamer heen en stierf het een vroegtijdige dood op de brandstapel. Het verhaal speelt zich af rond de bende en vriendengroep waaraan het boek zijn titel ontleent. De jongens, de meesten van hen nog piepjong, proberen te overleven in de straten van Berlijn tijdens de uitzichtloze jaren dertig van de vorige eeuw. Haffner schrijft zoals de bende leeft. Zonder mededogen, maar vriendelijk, zonder opsmuk en toch zo nu en dan met een vleugje poëzie en romantische misère. Want al is het leven nog zo hard, misschien juist wel daarom ontstaan er tijdens het dagelijkse overleven, gebedel, zoeken naar werk en eten de mooiste vriendschappen.

Vechten
Acht man sterk is de Bloedbroedersbende. Hun aanvoerder Jonny is een geboren leider en voor de duvel niet bang. Hij leidt zijn mannen door het harde leven op straat. Een leven vol blubbersneeuw, regen en kou. Twee van hen, Ludwig en Willi, zijn uit het opvoedingsgesticht ontsnapt. De laatste op spectaculaire wijze, door zich na zijn ontsnapping onder een treinstel te verschansen en zo van Keulen naar Berlijn te reizen. Hun drang naar vrijheid is blijkbaar groter dan onderdak in het strenge gesticht. Snel zijn ze vast onderdeel van de gang. Wanneer Jonny een manier heeft gevonden om iedereen te onderhouden, zijn ze de koning te rijk. Ze drinken, eten, roken en vechten. Vechten om hun nieuw verworven positie te behouden. Wanneer Ludwig en Willi ontdekken van welk en met name wiens geld ze leven, slaan echter de twijfels toe.

De warmtehal, een bazaar van ellende
Ernst Haffner werkte als journalist toen hij Bloedbroeders schreef. Na 1938 zijn er geen details over zijn leven bekend. Dat er aan Haffner een groot schrijver verloren is gegaan, bewijst zijn enige roman. In treffende zinnen en rauwe beelden schetst hij de armoede van die jaren. Zoals in zijn portrettering van de warmtehal waar de hongerlappen elkaar opzoeken en wat handel drijven. ‘Bestaat er iets troostelozers dan deze warmtehal in de uitgerangeerde tramremise?’ vraagt de schrijver zich af. Dan beschrijft hij:

Op het toilet bieden jongens zich aan voor twintig pfennig of een handvol sigaretten. Bij het raam dat uitkijkt op de overdekte binnenplaats zit een groep mannen die zich met opzet verre houdt van het gewoel. Geen van hen is jong. Het zijn mannen van veertig en ook veel ouder. Ze hebben allemaal iets omhanden. Eén man zit in zijn eindeloos opgelapte onderbroek met kleine steekjes zijn pantalon te naaien…

Een tevreden leven
Wat Bloedbroeders zo goed maakt, naast Haffners schrijftalent, is te danken aan zijn onderzoek naar de samenleving waarvan hij deel uitmaakt en de psyche van de mensen waartussen hij leeft. Wat doet deze armoede met hen? Waar ben je toe in staat om te overleven? Het antwoord laat zich raden: honger maakt een mens meedogenloos. Niet dat we dat nog niet wisten, maar Haffner weet het ons in zijn tachtig jaar oude roman nog eens pijnlijk duidelijk te maken. Zonder moralistisch te worden stipt hij de ongelijkheid in de wereld aan. Hij laat zien wat de plaats, het milieu waarin je geboren wordt voor verdere invloed op je leven heeft.

Maar wat hij ook nog kwijt wil: we hoeven ons niet overal zomaar bij neer te leggen. De vrienden Ludwig en Willi ontvluchten de bende en proberen een nieuw en eerlijk leven op te bouwen. Ze maken van de nood een deugd door langs de deuren te gaan, oude schoenen op te kopen, deze op te knappen en met winst te verkopen. Zo leven ze uiteindelijk een relatief tevreden leven. Het is jammer dat Haffner nooit de kans heeft gekregen een vervolg te schrijven op Bloedbroeders. De personages Ludwig en Willi lenen zich ervoor een leven lang te volgen, zoals Truffauts straatschoffie Antoine Doinel. Wat zou er van ze geworden zijn? Laten we in gedachten, na het lezen Haffners roman, allemaal ons eigen vervolg uitvinden.