Boeken / Fictie

Oeverloos gemopper

recensie: Eelt - Als ik me ophang breekt het touw: Een tragikomische familiekroniek

Als ik me ophang breekt het touw van Eelt. De titel en het pseudoniem intrigeren. Vol goede moed begin je te lezen. De eerste zin is best aardig – deze wordt dan ook breed uitgemeten op de achterflap – daarna gaat het snel bergafwaarts. Dat ligt minder aan het onderwerp dan aan de stijl.

Het onderwerp van Als ik me ophang breekt het touw is de levensgeschiedenis van een vrij onsympathieke figuur. Deze naamloze ik-verteller is zwak, lichtgeraakt, arrogant en cynisch. Aan het begin van het boek is hij nog een schooljongen, die om onduidelijke redenen door zijn grootouders wordt geadoreerd. De meeste andere mensen moeten niet al te veel van hem hebben en dat gevoel is geheel wederzijds. Op de eerste pagina wordt hem meegedeeld dat zijn vader gestorven is. Een feit dat hij met blijdschap tegemoet treedt. Vader was immers een ellendeling, die – zo blijkt later – aan de ziekte van Huntington leed.

In zeer korte hoofdstukken stelt de hoofdpersoon zijn excentrieke ooms en tantes voor, zoals Oom Pop, die geen partner heeft maar wel een etalagepop in pikante lingerie. Gaandeweg concentreert het boek zich meer op de hoofdpersoon zelf en zijn repetitieve pogingen om een baantje te krijgen en te behouden. In het gros van de hoofdstukken is hij bezig wraak te nemen op een of andere onbeduidende bijfiguur. Daarnaast probeert hij te beschrijven hoe het eraan toeging in de jaren vijftig.

Verbitterde oude man
Juist over zwakkelingen en ellendelingen kun je goede boeken schrijven. Eelts familie vol sjacheraars en dronkelappen doet in de verte wat denken aan de zedenschetsen van Dimitri Verhulst, maar die vergelijking is Eelt niet waard. De auteur heeft te weinig distantie tot zijn onderwerp en te weinig talent. De ik-verteller is te hard bezig zichzelf neer te zetten als een gevoelige jongen die veel te veel pech heeft gehad. Het is altijd een ander die het gedaan heeft. Als het niet die smeerlap van een baas is, dan zijn het wel zijn koppige moeder, technologische ontwikkelingen, de socialisten of desnoods God. Hier spreekt een verbitterd man, het soort om wiens tafeltje je in een bejaardentehuis met een grote boog heen loopt. Deze verbitterde oudere maakt graag cynische grappen. Soms pakt dat goed uit. De gevatheid van zinnen als ‘Na de oorlog kwamen er veel mannen met een Poolse vrouw terug. Anderen met tbc’ weet Eelt echter volkomen teniet te doen door passages als de volgende:

Thans lijkt het erop dat politiemensen in zwakzinnigeninrichtingen worden gerekruteerd. Zelfs als iemand precies omschrijft waar het lijk ligt, kunnen zij nog geen dode kat vinden. Maar er mogen geen idioten beledigd worden. Dus het zijn niet mijn woorden, doch van een vriend ;-).

Zelfs zonder die tenenkrommende smiley is dergelijk gemopper slecht te verdragen. Er komt namelijk geen einde aan. Keer op keer ontsiert Eelt zijn ultrakorte hoofdstukjes met pamflettistisch gejeremieer over hoe slecht het gesteld is met de wereld. Zo komt hij via zijn geraas over het amateurisme bij de politie al snel op pedofielen, die wat hem betreft direct gecastreerd mogen worden: ‘Snijd zonder verdoving hun ballen eraf, smeer op de wond koeienstront en laat ze wegrotten.’ Eelt zou het ongetwijfeld goed doen op GeenStijl.nl. Soms lijkt hij zelf ook te beseffen dat hij door al dat gezeur zijn boek laat ontsporen. Een van de hoofdstukken eindigt met: ‘Ik houd op met dit hoofdstuk. Mijn verhaal zou over de oude tijd gaan.’

Beginneling
Even hoop je nog dat de auteur een beginneling is, een zoekende jongere die voor het eerst een pen heeft opgepakt. In dat geval zou het knap zijn geweest hoe het personage van een oude, verbitterde mopperpot is gecreëerd. Als een jongere zich op zodanige wijze had ingeleefd in het bestaan in de jaren vijftig zou dat van vakkundige documentatie getuigen. Het boek was er niet beter van geworden, maar wel was er dan enige hoop voor de schrijver. Helaas, Eelt is weliswaar een debutant, maar een 69-jarige.

Uit een interview met Klaroen.nl blijkt dat ene Anton van Renselaar uit Papendrecht achter het pseudoniem zit. Het bange vermoeden dat het boek zwaar autobiografisch is, wordt in dat interview bevestigd. Net als de vader van Eelt leed de vader van Van Renselaar aan de ziekte van Huntington. Net als Eelt zag Van Renselaar het na de dood van zijn vrouw niet langer zitten. En net als Eelt klaagt Van Renselaar, en benadrukt hij nog maar eens dat Harry Mulisch een Nobelprijs had moeten krijgen. Misschien dat dit boek nog enig vertier biedt voor mensen die houden van flauwe en cynische grappen en zich niet bekommeren om stijl of plot. Voor inventiviteit moet je niet bij Eelt zijn, noch voor mooie zinnen. Dit potje gezeur is het papier waarop het is gedrukt niet waard.